Het Guinness Book of Records staat angstaanjagende recordpogingen toe. Zoals de hoogste parachutesprong. In 2014 liet de Amerikaan Alan Eustace zich op 41,42 kilometer boven de aarde uit een heliumballon storten. Hij bereikte tijdens zijn vrije val een snelheid van 1.323 kilometer per uur. Sneller dan geluid.

Illustratie: Stella Smienk
Interessant genoeg doen velen van ons vrijwel wekelijks, soms zelfs dagelijks, iets wat datzelfde Guinness Book inmiddels heeft verboden, omdat het té gevaarlijk is: slaaponthouding. Bij vroegere recordpogingen kregen mensen al na 24 tot 48 uur allerlei problemen, zoals moeite met concentreren, met dingen onthouden. Hun stemming verslechterde, hun spraak, hun motoriek. Wie volhield, kreeg waanideeën en hallucinaties . Krioelende insecten, bewegende vloeren, klokken die veranderen in gezichten, dat werk.
Je zult zeggen: dat zijn extremen. Eén of twee uurtjes minder slapen dan de aangeraden tijd kan toch geen kwaad? Nog even de volgende Netflix-aflevering kijken. Of in de stilte van de nacht doorwerken aan een groot rapport. Extra vroeg de wekker zetten om alvast e-mails weg te werken. Dat kan ik toch wel aan?
Helaas. De afgelopen twee decennia is veel nieuwe wetenschappelijke kennis opgedaan over het wonder dat slaap heet. Dankzij verbeterde meetmethoden weten we nu dat zelfs een nachtrust van zes uren – voor veel mensen een normale nacht – al negatieve gevolgen heeft voor het brein en de rest van het lichaam. Wie dat wil voorkomen, moet als volwassene zeven tot negen uren slapen.
Saai, ik weet het. De nacht kan zo leuk zijn! Maar de lijst voordelen die je jezelf geeft door slaap prioriteit te geven, is bijna eindeloos. De lijst met nadelen als je het niet doet ook.
Zie het zo: slaaptekort is voor mensen als kryptoniet voor Superman. We verliezen al onze superkrachten. Zoals onze creativiteit, ons geheugen, ons probleemoplossend vermogen en onze sterke prefrontale cortex, die ons helpt om te plannen, beslissingen te nemen en onze impulsen te beheersen.
Laten dat ook net allemaal dingen zijn die velen van ons nodig hebben in ons werk. De dingen die het verschil bepalen tussen een waardevolle collega en iemand die voor bedrag X per maand misschien wel druk bezig lijkt, maar weinig substantieels gedaan krijgt.
Alle slaapsceptici die denken: ‘Slapen is zonde van mijn tijd’, raad ik aan het – ook nog eens heerlijk geschreven – boek Why we sleep van de Britse neurowetenschapper Matthew Walker te lezen.
Walker haalt vele mythes onderuit. Een paar van de voornaamste:
– Ik kan prima met minder slaap toe. Iedereen heeft wel zo’n collega die zegt prima te functioneren op vijf uurtjes slaap. Sommige mensen hebben inderdaad een genetische mutatie waardoor ze dat kunnen zonder schade op te lopen. Maar die mutatie is zo zeldzaam, dat het waarschijnlijker is dat je geraakt wordt door de bliksem. En die kans is al slechts 1 op 12.000 in een mensenleven.
– Zo nu en dan een korte nacht kan geen kwaad. Al bij één nacht van zes uren slaap vallen schadelijke effecten te meten in het brein en de rest van het lichaam. Laat staan na een hele nacht doorhalen om die ene belangrijke deadline te halen – ooit een van mijn favoriete productiviteitstrucs.
– Ik slaap in het weekend wel bij. Helaas, slaap kun je niet inhalen. De negatieve effecten worden op die manier wel een beetje verminderd, maar nooit helemaal.
Mensen met chronische slapeloosheid of huilende baby’ s raad ik af om het boek van Walker te lezen tijdens hun doorwaakte nachten. De vele bewezen negatieve gevolgen van slaaptekort, van alzheimer tot kanker, maken het dan waarschijnlijk tot een horrorverhaal.
Maar iedereen die zijn slaap verzaakt zonder dat het écht niet anders kan – lees dit boek. Daarna zul je mee willen doen aan een heel ander soort recordpoging: het hoogste aantal nachten met een gezonde nachtrust.
Overgenomen van NRC.nl, door Clara van de Wiel, d.d. 30-07-2019
27-5-2019 – Laat mij maar lekker slapen
Slapen Slaap is niet meer iets voor de outcasts constateert Clara van de Wiel tevreden. Slapen is nu iets om te koesteren, om mee te pronken.
Hoe opmerkelijk het was besefte ik pas later, oh ironie, in bed. Het gesprek was die avond gekomen op slapen, het kopen van bedden om precies te zijn, zoals consumptie wel vaker een vehikel is om te praten over het goede en hoe te leven. En dus ging het over bedden, dure bedden, waar sommigen nog over spraken alsof het een gedroomde vakantiebestemming was, en waarin anderen het licht al hadden gezien. Er klonken moderne wijsheden, over het belang van slaap en het percentage levenstijd dat je in bed doorbrengt. Anekdotes, tips en trucs en gadgets.
En toen in bed realiseerde ik me dat we het in een café zeker een half uur over slaap hadden gehad.

Foto: Melissa Schriek
Voor een activiteit die dat woord met moeite waard is, hebben we het veel over slaap. Slaap is hot. Stel Google een vraag over slapen, en het blijkt ‘het nieuwe’ mediteren, gezond eten, seksen en detoxen. Dat slapen volgens Google ook het nieuwe ‘bewegen’ en ‘sporten’ is heeft iets opmerkelijks, maar ach, wie zal erover klagen? ‘Niet slapen’ blijkt tegelijk weinig verrassend ‘het nieuwe roken’, zoals alles dat slecht voor je is in een wereld met steeds minder rokers gretig als vervangende boosdoener wordt opgepakt.
Vergeleken met allerlei andere moderne uitdagingen ( Dry January , minder vliegen, vlees of douchen), is de focus op slaap een eenvoudige. Je hoeft er niks voor te laten, en eigenlijk ook niet eens echt iets voor te doen.
Voor iedereen die van slapen houdt, en ik reken mijzelf nadrukkelijk tot die groep, is het allemaal uitstekend nieuws. Ik herinner me hoe heerlijk recalcitrant het als puber voelde om op de vraag naar je hobby’s te antwoorden met ‘slapen’. Slapen als hobby, dat was als een middelvinger naar een wereld waarin iedereen iets van je moest, waarin je je eigenlijk met school, de toekomst, of op z’n minst een wild en meeslepend leven zou moeten bezighouden, maar veel liever gewoon niks deed.
Iets van die recalcitrantie heeft slaap sowieso wel. De Nederlandse Facebook-pagina ‘slapen’ – door meer dan 175.000 mensen geliked – heeft een afbeelding van een slapende Doornroosje, met de tekst: ‘Sorry, I have plans’. Eronder taggen mensen elkaar, wat als je erover nadenkt best een rebelse daad is, je in het epicentrum van de sociale dwang als slaper bekennen.
Overtuigde, opzichtige slapers hadden vroeger iets subversiefs. Het zijn outcasts, zoals edelman Oblomov in de roman Oblomov van Ivan Gontsjarov, die zich afzette tegen alle verplichtingen van zijn stand en zijn bed nauwelijks uitkwam. Dat er in de jaren zestig als protest tegen oorlog werd gekozen voor sleep-ins lijkt me geen toeval.
‘ Everybody seems to think I’m lazy ’, zongen The Beatles. ‘ I don’t mind, I think they’re crazy. I’m only sleeping .’
Slaap is zand in de machine van het kapitalisme, economisch ogenschijnlijk compleet waardeloos, en daarom per definitie een tikje subversief. Zeker in een samenleving waarin juist steeds meer moest. Marxistische denkers hebben al vaak opgemerkt hoezeer slaap daarin onder druk is komen te staan, hoe het in de steeds dwingender vierentwintiguurseconomie een hindernis werd, als het laatste stukje tijd waar geen productiviteit uit kon worden geperst. Dat Marx zelf naar verluidt maar een uur of vier per nacht sliep zou je ironie van de geschiedenis kunnen noemen, maar goed, hij stierf ook wel heel jong en is daarmee toch weer een prima schrikbeeld voor slaapverzakers.
Marx is trouwens niet de enige historische figuur die zich liet voorstaan op minimale slaapgewoonten. Je vindt er talloze lijstjes over op internet: noem een willekeurige grote naam, en hij (deze categorie bestaat uit louter mannen) blijkt slechts een paar uur per nacht te hebben geslapen. De wereldgeschiedenis krijgt er in retrospectief iets heel vermoeiends van.
Maar recent is er iets vreemds gebeurd. De status van slaap lijkt veranderd. Van een ontsierende pukkel waar je nu eenmaal mee moest leven, is slaap een schoonheidsvlek geworden, iets om te koesteren, mee te pronken, en bovenal in te investeren.
In elk geval voor een deel hebben we het nieuwe aanzien van slaap te danken aan de Amerikaanse mediatopvrouw Arianna Huffington, en haar in 2016 verschenen bestseller The Sleep Revolution: Transforming Your Life, One Night at a Time . Ooit, schreef Huffington, ging ook zij achteloos om met slaap, zag ze het vooral als verloren tijd, tijd waarin je ook had kunnen werken aan je carrière. De aanleiding radicaal van gedachten te veranderen was voor het narratieve element van haar boek niet onhandig. De oververmoeide Huffington viel op een gegeven moment letterlijk om, knalde met haar hoofd op een tafel en brak haar kaak. Noem het een harde ontwaking.
Huffington zag het licht en ging daardoor niet alleen meer slapen, maar werd ook een prediker van het slaapevangelie. Naast een TedTalk en een boek kwamen er cursussen, apps, een collegetour en beddengoed.
Slaap is tegenwoordig niet meer iets voor de outcasts. Bezig zijn met slaap, slaap ‘serieus nemen’, is iets geworden wat bewuste mensen doen. Iets waarmee je je kunt onderscheiden, waarmee je laat zien dat jij begrijpt hoe het leven werkt, iets als geen suiker meer eten of van Facebook afgaan. Er is zelfs een woord voor, slaaphygiëne, dat niet toevallig associaties oproept met de door de Japanse Marie Kondo gepropageerde opruimfilosofie. Een opgeruimde geest woont niet alleen in een opgeruimd huis, maar slaapt ook opgeruimd.
Niet dat opgeruimde slaap zomaar voor iedereen is weggelegd. Op YouTube is er een wereld aan how-to-filmpjes te ontdekken, voor beginners tot gevorderde slapers. Een video met de titel How to Fall Asleep in 2 Minutes According to the US Navy is bijna 16 miljoen keer bekeken.
Slaap is nu een keuze. Net zoals succes dat is – geen toeval natuurlijk, want slaap en succes horen bij elkaar als dekbed en kussen. Ook managers hebben slaap ontdekt. Ze sturen werknemers op slaapcursus, stond onlangs nog in deze krant, waarin „slaapbehoeftes” worden vastgesteld, waarna een coachingsprogramma volgt. Vreemd is dat niet, aldus een van de begeleiders: „Als beter slapen het verzuim tegengaat, vind ik het logisch dat de werkgever zich daarmee bemoeit.”
Op de radio klinkt al tijden een spotje over een ‘gratis slaaptest’, wat bij nadere bestudering een onderzoek naar ‘slaapgewoonten en -behoeften’ blijkt, iets waarbij een ‘slaap-dna’ wordt vastgesteld. Ik weet niet of er cijfers worden toegekend, maar ik kan me voorstellen dat het gros van de mensen kansloos zou zakken. Het aantal mensen met slaapproblemen blijkt bij onderzoeken alleen maar te stijgen.
Er zit dus toch enige ruimte tussen onze groeiende slaapobsessie en het aantal uur dat we daadwerkelijk slapend kunnen en willen doorbrengen. Je kunt het verband niet leggen en je gunt iedereen zijn slaapgereedschap en -oefeningen, maar ergens doet die paradox toch denken aan een frustrerende nacht, waarin je zo hard je best doet in slaap te vallen dat je er steeds wakkerder van wordt.
Marina Benjamin schrijft daarover, in haar onlangs verschenen boek Insomnia . Wij moderne mensen voelen „alsof we recht hebben op een lange, ononderbroken duik in het onbewuste. Terwijl werk zich opdringt in elk onderdeel van ons privéleven, vertellen we onszelf dat we dát in elk geval verdiend hebben. Maar ondanks dat we slaap een speciaal plekje hebben gegeven – een eigen kamer, gemeubileerd met duisternis en stilte, ganzendekens en hightech matrassen – blijft de god van de slaap ons kwellen en ontglippen.”
Er is waarschijnlijk niemand die dat niet herkent, die momenten waarop je het hele concept van naar bed gaan wil vervloeken, de nacht voelt als een werkdag waarin onophoudelijk nieuwe stapels papier op je bureau worden gegooid. Maar Benjamins insomnia is chronisch, ze is deel van het leger aan slapelozen die zich niet alleen met boeken, filmpjes en apps, maar ook met pillen en poeders in slaap proberen te boksen. Niet de types die ’s nachts nog even een paar mailtjes eruit rammen of trainen voor een marathon, maar de beklagenswaardigen, voor wie niet slapen haast een dagelijks rouwproces is.
Door de moderne aanbidding van slaap is niet slapen bovendien nog tragischer geworden, iets dat niet alleen jezelf kwelt, maar eigenlijk ook je collega’s en werkgever.
Maar juist daarom wil Benjamin opkomen voor het ‘niet-slapen’, of het ‘niet-kunnen-slapen’, als iets dat niet alleen iets níét is, maar ook tot inspiratie en creatie kan leiden. Vladimir Nabokov vergeleek zijn slapeloosheid met een zonne-uitbarsting, waarin hij plotseling tot geniale inzichten kon komen. Ook Marcel Proust en Franz Kafka zagen hun insomnia als een kans te dwalen tussen nacht en dag, tussen bewust en onbewust, voor de kunstenaar een prachtig onafhankelijke positie. In een wereld geobsedeerd door ‘clean sleeping’ ziet Benjamin haar eigen slapeloosheid ook als een te verdedigen neurose, een artistieke kracht zowaar, of in elk geval een verzet tegen de norm een evenwichtig, stabiel, efficiënt persoon te zijn.
Wat zegt het over een samenleving, dat rust, slaap, kalmte, mindfulness, een collectieve obsessie zijn geworden, vraagt ze zich af. Ze breekt een lans voor meer nachtelijk mind wandering . Mindfulness, schrijft ze, is weliswaar „bevredigend op de korte baan, maar het mist een echt reisdoel. Het houdt de dingen zoals ze zijn. Het laat de wereld onveranderd”.
Je zou het de nieuwe dwarsheid kunnen noemen, in tijden van slaapmanie: je keren tégen de disciplinering van dutjes, tegen de dwang elke ochtend volledig uitgerust op je werk te verschijnen. Toch zullen de meeste slapelozen zich eerder eenzaam en vermoeid dan lekker artistiek en subversief voelen. Slapen mag dan niet meer zo rebels zijn, je verzetten tegen slaap is een stuk lastiger dan je verzetten tegen quinoa en amandelmelk.
Overgenomen van NRC.nl, door Clara van de Wiel, d.d. 23-05-2019
13-05-2019: Hé! Het zachte gehemelte kan proeven
Er zijn tijden geweest waarin ’t gemeen langs de huizen trok om patriotten te dwingen Oranje-bitter te drinken. En tijden waarin zo iemand als de rentenier Jan Fransse Wolfsen juist een flink pak slaag kreeg omdat hij in een herberg een Oranje-bitter had besteld (en daarbij, dat is waar, luid ‘Oranje Hoezee’ riep). Dat was nog vóór 1800.
Het drinken van oranjebitter bij feestelijkheden rond het koningshuis heeft zich tot ver in de twintigste eeuw gehandhaafd, misschien wel het langst bij de krijgsmacht. Steevast ging daar de kurk van de fles als de regerende vorstin verjaarde of weer gezinsuitbreiding kreeg.
Een gevaarlijk goedje
Inmiddels is het gebruik van de kruidenlikeur net zo zeldzaam als dat van bessenjenever. Wat er nog als oranjebitter geschonken wordt is bovendien zo zoet en zo weinig bitter dat je je afvraagt of er nog één zure sinaasappel (pomerans, Citrus aurantium) aan te pas komt. Het is een gevaarlijk goedje want de suiker verdoezelt het hoge alcoholgehalte van 30 procent, je drinkt het net wat anders dan jenever (35 procent), zoals je ook – onverdunde – whisky anders over de tong leidt dan koude thee, al was het maar om de wangbinnenkant tegen de alcohol te beschermen. Het moet mogelijk zijn het verschil te zien bij filmacteurs die voorwenden whisky te drinken en in werkelijkheid koude thee achterover slaan.
Een vraag die de AW-redactie al langer bezig houdt is of de smaakervaring die het drinken van drank oplevert afhangt van de wijze waarop die over de tong gaat. Een boterham met jam die in de mond wordt vermalen (elke hap 32 keer gekauwd) ziet alle hoeken van de mondholte. Alcoholische dranken raken in eerste instantie alleen het midden van de tong en het gehemelte, pas later belanden drankresten vermengd met speeksel op andere plaatsen in de mond.
Maakt het uit voor de smaakervaring? Het was in ieder geval een mooie aanleiding om nog eens op internet te kijken wat er over smaakperceptie gezegd wordt. Bijna nergens wordt nog beweerd, zoals de Winkler Prins nog in 1993 deed, dat de vier basissmaken elk op een aparteplek van de tong worden waargenomen. Het was een verkeerde interpretatie van het onderzoek van David P. Hänig uit 1901 die tot in de jaren zeventig heeft standgehouden. Gezegd wordt dat Virginia B. Collings van de University of Pittsburgh de fout als eerste recht zette, maar wie haar gebrekkige en slordige onderzoek nog eens naloopt (Perception & Psychophysics, 1974) heeft zo zijn twijfels.
Een pincet op de tong
Wel is het zo dat Collings nog eens aantoonde dat grote gebieden op de tong voor álle destijds bekende basissmaken (zuur, zout, zoet en bitter, umami kwam pas later) gevoelig waren maar dat ze verschilden in gevoeligheid. Als maat voor dat laatste gold de laagste concentratie (uitgedrukt in molariteit) waarbij jonge proefpersonen nét zout, suiker, citroenzuur, kinine en ureum als zodanig herkenden. Waterige oplossingen van de stoffen waren opgenomen in kleine ronde filtreerpapiertjes (diameter 4 mm) die met een pincet op de tong werden gebracht. Collings legde ze op de tongpunt, op de tongrand, achter op de tong en bovendien op het zachte gehemelte, vlak naast de ‘huig’, het lapje afhangend weefsel dat officieel uvula heet. Tussen de testen lag een pauze van 20 seconden voor het spoelen van de mond.
De tong bleek bij uitstek gevoelig voor de bitterstof kinine en voor citroenzuur. Suiker en zout ontliepen elkaar niet veel, het bitterzure ureum werd tamelijk slecht waargenomen. Vaak was de tongpunt het meest gevoelig en nam de tonggevoeligheid naar achtertoe af. Opmerkelijk: de basissmaken worden werkelijk door het zachte gehemelte waargenomen, kinine zelfs extreem goed.
Collings’ waarnemingen werden in 1977 bevestigd door de Zweedse onderzoeker Brita Nilsson. Die vond bovendien dat ook het harde gehemelte wat smaken kan herkennen. Verder interessant: jonge proefpersonen proeven beter dan oudere, vrouwen beter dan mannen, en roken heeft nauwelijks invloed.
Smaakwaarneming door het gehemelte intrigeert. Kan de amateuronderzoeker die ook zelf aantonen? Zeker kan dat. Als het erom gaat te onderzoeken of er überhaupt een effect is, kan de proef niet grof genoeg zijn. Afgelopen week zijn verzadigde oplossingen van suiker, zout en citroenzuur gemaakt. Een goede bitterstof bleek niet te vinden, als remplaçant voor de kinine is kinabast (van Jacob Hooy in Amsterdam) gebruikt, later ook nog paracetamol.
Naar hartelust sonderen
Je doopt een van de uiteinden van een wattenstaafje in zo’n oplossing of suspensie en daarna kun je naar hartelust sonderen. De ruwe aanpak staat geen subtiliteiten toe, maar levert toch veel op. En wel dit: onder de tong proef je niets, en midden boven op de tong ook niet. Smaakperceptie komt vooral van de tongpunt en -randen, en verder, maar minder, ook van het achterste deel van de tong. En verdoemd: het zachte gehemelte, het deel dat bij aanraking kokhalzen opwekt, proeft werkelijk suiker, zout, citroenzuur en bitterstof à l’improviste. Sterker nog: de chef AW proefde zelfs basissmaken met een gedeelte van de keel waar vroeger een ‘amandel’ had gezeten, misschien een littekeneffect. De wangbinnenkant bleek smaakongevoelig, het harde gehemelte ook.Je zou er uit durven afleiden dat hoog-alcoholische dranken, die over een smal tongpad naar binnen gaan, relatief slecht geproefd worden en dat verdunning met ‘soda’ of ijs dat verbeteren kan. Maar er is nog veel veldwerk te doen.
Overgenomen van NRC.nl, door Karel Knip, d.d. 10-05-2019
08-04-2019 – Een droge mond ruïneert het gebit snel
Patiënten die binnenkomen op het speekselspreekuur van Marja Laine zijn vaak radeloos. „Ze hebben vaak een lange tocht achter de rug van huisarts naar tandarts, specialist en zelfs natuurgenezers, maar nergens anders werd het begrepen”, vertelt Laine. „Als ze hier binnenkomen moeten ze vaak eerst huilen. Eindelijk krijgen ze erkenning voor hun klachten van een droge mond.”
Laine is tandarts en hoogleraar orale diagnostiek aan het Academisch Centrum voor Tandheelkunde (ACTA) in Amsterdam. Sinds drie jaar houdt zij een dag in de week een speciaal spreekuur voor patiënten met speekselproblemen. Ze ziet er vijf per week. Dat is slechts een druppel op de gloeiende plaat, geeft ze onmiddellijk toe. Naar schatting heeft 15 tot 20 procent van de Nederlanders last van drogemondklachten. Het probleem is groter bij ouderen: kijk je in een verpleeghuis dan heeft wel 60 tot 70 procent ermee te maken.
Een droge mond lijkt op zich een onschuldig ongemak, maar kan ernstige gevolgen hebben. „Door een tekort aan speeksel krijgen mensen eerder problemen met slikken, smaak en spraak”, zegt biochemicus Floris Bikker, die nauw met Laine samenwerkt in de analyse van speekselproblemen. „Het benadeelt serieus de kwaliteit van leven van de mensen die het treft.”
Moeilijk slikken
Met het speeksel verdwijnt ook de beschermende rol ervan voor het gebit. „Mensen krijgen veel sneller last van gaatjes, erosie, ontstekingen in de mond, candida-infecties. Dat kan heel snel gaan, binnen enkele maanden kan een voorheen gaaf gebit geruïneerd zijn”, zegt Laine. „Je weet pas hoe belangrijk speeksel is als je het niet meer hebt.”
Soms zijn patiënten die Laine ziet zelfs ondervoed; ze zijn niet meer in staat goed te eten omdat het slikken moeilijk gaat of niets meer proeven.
De oorzaken van speekselproblemen zijn heel divers, en daarom is er een uitgebreid onderzoek nodig om het probleem te identificeren en te bepalen wat eraan te doen is. Een belangrijke oorzaak is medicijngebruik. Ongeveer de helft van alle geneesmiddelen is xerogeen, wat betekent dat ze de speekselproductie remmen. Het gaat onder meer om bètablokkers, plaspillen, pijnstillers, kalmerende middelen en antidepressiva. Laine: „Ieder middel geeft een klein risico op deze bijwerking, maar veel ouderen slikken veel van deze middelen in combinatie, waardoor een probleem ontstaat.”
Andere oorzaken zijn bepaalde autoimmuunziekten, of chemotherapie of bestraling van het hoofd-halsgebied na kanker, waardoor de speekselklieren beschadigd raken. Voor iedere patiënt moet een behandelplan op maat gemaakt worden. „Sommige patiënten zijn al geholpen met het advies meer water te drinken of een suikervrij kauwgompje te nemen. Soms kunnen ze overstappen op alternatieve medicijnen zonder bijwerking op de speekselproductie of kunnen ze een ander innameschema aanhouden.”
Gels en sprays
Het probleem kan ook zijn dat het speeksel te waterig is. Bikker: „Daarin zitten dan te weinig mucines, eiwitten met daaraan gebonden koolhydraatketens die grote hoeveelheden water kunnen vasthouden”, zegt Bikker. „Er is een heel scala aan mondproducten op de markt, gels en sprays, die helpen de mond vochtig te houden, maar die zijn lastig in het gebruik.”
Anderhalf jaar geleden kwam Het Ivoren Kruis, de Nederlandse Vereniging voor Mondgezondheid, met het advies Droge Mond. Maar dat is sindsdien nog niet breed opgepikt.
„Een van de problemen is dat tandartsen deze preventieve zorg op dit moment nog niet kunnen declareren”, zegt Bikker. Maar het gaat vooral ook om bewustwording, zegt Laine. „Tandartsen, mondhygiënisten en verzorgers in verpleeghuizen zouden mensen vaker de simpele vraag moeten stellen of zij last hebben van een droge mond.”
Overgenomen van NRC.nl, door Sander Voormolen, d.d. 02-04-2019
Slaapapneu wordt ernstig onderschat door patiënten en artsen. Doordat de slaapstoornis veel te laat wordt ontdekt kost de aandoening ons naar schatting 1,5 miljard euro per jaar. Dat zegt hoogleraar en KNO-arts Nico de Vries. ,,Gezondheidsrisico’s van apneu zijn vergelijkbaar met die van roken.’’
Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat onbehandelde slaapapneu de Amerikaanse samenleving zo’n 160 miljard euro kost. De Vries rekende uit dat het onze samenleving ongeveer 1,5 miljard euro kost.
Wie last heeft van de aandoening, waarbij de adem soms meer dan 30 keer per uur stokt, is overdag vaak moe en extreem slaperig. De crux zit hem erin dat veel patiënten niet door hebben dat hun klachten veroorzaakt worden door slaapapneu. Het zijn klachten zoals impotentie, slechte concentratie, stemmingswisselingen en een hoge bloeddruk. Vaak worden die klachten wel behandeld, maar kijkt een arts niet naar de achterliggende oorzaak. ,,De diagnose wordt nooit, of soms jaren later pas gesteld’’, zegt De Vries.
Onbehandelde slaapapneu verhoogt de kans op hart- en vaatziekten en op een herseninfarct. Volgens De Vries is er zelfs wetenschappelijk bewijs dat de kans op kanker bij patiënten met slaapapneu aanzienlijk groter is. Het zijn ernstige gezondheidsrisico’s voor het individu, maar ze brengen dus ook torenhoge maatschappelijke kosten met zich mee.
Verzekeraars
In Nederland hebben naar schatting 600 duizend mensen slaapapneu, terwijl er slechts 275 duizend mensen echt voor de ziekte worden behandeld. Door de groei van het aantal mensen met obesitas, nemen de ademhalingsproblemen naar verwachting alleen maar toe. Vanwege de hoge kosten lopen verzekeraars er niet bepaald warm voor om patiënten op te sporen. Toch denkt De Vries dat ze er zelf baat bij hebben. ,,Ik begrijp de de zorgen van verzekeraars, maar op de lange termijn kunnen andere ernstige aandoeningen mee voorkomen kunnen worden.’’
Symptomen en behandeling
Het alarmsymptoom van apneu is zwaar snurken. ,,Als jij zo hard snurkt, dat je partner er last van heeft, dan is een bezoek aan de huisarts zeer aan te raden’’, waarschuwt De Vries. Een andere symptoom is moeheid in de ochtend. ,,Wie heel moe wakker wordt en overdag slecht functioneert, doet er ook goed aan om de huisarts te bezoeken.’’ Sommige mensen vallen volgens De Vries zelfs in slaap op hun werk of tijdens het autorijden. Slaapapneu komt verder vaker voor bij mannen en mensen met overgewicht, al benadrukt De Vries dat ook slanke vrouwen er last van kunnen hebben.
De standaardbehandeling van apneu is een slaapmasker dat het in- en uitademen reguleert. ,,Veel mensen vinden het verschrikkelijk om daarmee te slapen’’, weet De Vries. Voor lichtere vormen van apneu zijn er ook op maat gemaakte beugels. Die houden de onderkaak tijdens het slapen naar voren, zodat de apneu wordt verholpen. Patiënten kunnen ook een chirurgische ingreep overwegen, al is succes niet per se verzekerd bij een operatie.
Ga hier naar het originele artikel in AD
04-03-2019 – Honderdduizenden mensen halen geen adem in hun slaap zonder dat ze het weten.
NPO radio 1 besteedde vorige week veel aandacht aan slaapapneu. Hieronder de linkjes naar de uitzendingen. ieder item duurt ongeveer 5 minuten.
Klik hier voor deel 1
Klik hier voor deel 2
Klik hier voor deel 3
Klik hier voor deel 4
Klik hier voor deel 5
08-02-2019 – Is slapen op je linkerzijde echt beter?
Overgenomen uit NRC van 8-2-2019, door Anne Martens
Sommige websites beweren dat slaaphouding de werking van organen beïnvloedt.
Op internet circuleren theorieën over in welke positie je het beste kunt slapen. Slapen op je linkerzij zou het gezondste zijn. Beter voor de spijsvertering en de positie van de aorta. Websites als gezonderleven.com en cosmopolitan.com baseren dat op een studie in het Journal of Clinical Gastroenterology zonder exacte verwijzing. De studie uit dit journal die er het meest op lijkt gaat over een speciaal kussen dat reflux (het lekken van maagzuur in de slokdarm) zou verminderen. Maar er wordt niets gezegd over de aorta.
Je zou denken dat op links of op rechts liggen verschil zou kunnen maken. Sommige organen zitten niet symmetrisch in je lijf gepositioneerd. Het hart zit een beetje links van het midden, net als de maag, milt en alvleesklier. En de lever zit juist meer aan de rechterkant. Maakt het uit voor de werking van je organen op welke kant je ligt? En is slapen op je linkerzijde echt het beste?
In de wetenschappelijke literatuur is bijna niets te vinden over de slaapposities bij gezonde mensen. En zeker niet in relatie tot de werking van organen. Slaaponderzoeker Eus van Someren van het Nederlands Herseninstituut mailt dat hij geen gecontroleerd onderzoek kent „waarbij je mensen forceert op de een of andere zijde te slapen”. Alleen voor medische aandoeningen zijn wat studies te vinden.
Vier gebelde artsen, op het gebied van keel, neus, oor, long, interne geneeskunde en cardiologie, zeggen meteen dat ze niet in een linkerzij-slaaptheorie geloven. Geen van hen adviseert het zijn patiënten. „Er is geen reden om wel of niet op je linkerzij te liggen”, zegt Prabath Nanayakkara, internist bij Amsterdam UMC. „Mensen kiezen de gemakkelijkste houding zelf. Dat is de natuur!”
Toch even kijken welke medische studies er dan wel gedaan zijn. Vorig jaar verscheen er bijvoorbeeld een Turkse publicatie over de voorkeursslaapkant van patiënten met hartproblemen. Daarin gaf iets meer dan de helft van de 26 (let op: het zijn er maar 26!) ondervraagde hartpatiënten aan dat ze juist liever op hun rechterzij sliepen. Ook een Canadese observerende studie, uitgevoerd in een slaaplaboratorium, wijst uit dat 75 patiënten met hartfalen onbewust liever op hun rechterzij slapen. De reden wordt niet duidelijk, mogelijk voelen zij hun hart meer in hun borst kloppen wanneer ze op hun linkerzij liggen.
Er zijn – zoals eerder gezegd – wat studies gedaan naar slaappositie en reflux. Zo testten Nederlandse onderzoekers of er meer maagzuur de slokdarm in lekt wanneer mensen op hun linker- of rechterzij liggen. 10 gezonde proefpersonen moesten na het eten van een vette maaltijd, bestaand uit koffie, beschuit en gebakken ei met worst, vier uur lang op hun rechter-, dan wel linkerzijde liggen (niet slapen). Rechterzijliggers kregen meer maagzuur in hun slokdarm. Mogelijk werkt de sluitspier tussen maag en slokdarm dus inderdaad beter wanneer je op je linkerzijde ligt. (Maar wederom, het waren maar 10 proefpersonen.)
Wel zijn er veel studies gedaan naar slaaphouding en apneu, al heeft dat niet met de positie van interne organen te maken. Veel mensen hebben daar last van als ze op hun rug slapen. Hun tong verslapt, zakt naar achter en sluit de luchtweg af. Daardoor stokt de adem even. „Mensen met lichte apneu moeten dus op hun zij of buik slapen, punt”, zegt Nico de Vries, KNO-arts en onderzoekers bij het OLVG in Amsterdam. „Dan zakt de tong opzij.” Maar of ze op hun rechter- of linkerzij liggen maakt echt niet uit.
06-02-2019 – Met collega’s naar een slaapcursus
Nachtrust Eerst was er mindfulness , nu is er de slaapcursus – betaald door de baas. Want die heeft er baat bij dat zijn werknemers goed slapen.
Overgenomen uit NRC van 6-2-2019, door Loeka Oostra
Het maakt je productiever, creatiever en je kunt er beter problemen door oplossen. Krijg je er echter te weinig van, dan meld je je vaker ziek en veroorzaak je meer bedrijfsongevallen. Over welk magisch middel hebben we het? Slaap.
Nu de voordelen van een goede nachtrust stevig onderbouwd zijn door wetenschappelijk onderzoek is ook de interesse gewekt bij werkgevers. Steeds meer organisaties denken na over de slaap van hun personeel. Maar is dat wel hun zaak?
Slaap is eigenlijk goed te vergelijken met de markt voor mindfulness en meditatie van tien jaar geleden, zegt Els van der Helm, slaaponderzoeker en medeoprichter van start-up Shleep, een digitale slaap-app. Mensen zagen bezinning ook als iets waar de werkgever zich niet mee moest bemoeien, maar „nu worden er mindfulness-cursussen tijdens werktijd gegeven”.
Slaaptraining
Na een decennium lang onderzoek te hebben gedaan aan de Amerikaanse universiteiten Harvard en Berkeley, kwam neurowetenschapper Van der Helm bij adviesbureau McKinsey terecht. Daar ontstond het idee voor Shleep. „Voor van alles en nog wat werden er trainingen aangeboden, maar het woord slaap viel nooit. Terwijl een goede nachtrust juist heel veel effect heeft op ons werk.”
Ze noemt het voorbeeld van een vrouw die altijd met tegenzin naar haar werk ging. „Ze sliep te weinig, maar had haar slechte humeur nooit gekoppeld aan te weinig slaap.” Zó belangrijk kan voldoende nachtrust zijn. Met Shleep helpt ze medewerkers van onder andere accountantskantoor Deloitte, muziekdienst Spotify en haar vroegere werkgever McKinsey nu om beter te slapen.
Wordt Shleep ingehuurd door een bedrijf, dan stelt het aan de hand van een online vragenlijst eerst vast wat de „slaapbehoeften” van werknemers zijn. „Veel mensen denken nog steeds dat iedereen acht uur slaap nodig heeft, terwijl dat slechts een gemiddelde is.” Voor de een is het iets meer, voor de ander iets minder. Maar: „Uit verschillende onderzoeken blijkt ook dat slechts 1 tot 3 procent van de wereldbevolking met minder dan zes uur slaap optimaal functioneert.” Wie aan vijf uur slaap genoeg denkt te hebben is dus ofwel heel bijzonder, of houdt zichzelf voor de gek.
Met een app krijgen deelnemers vervolgens tips om beter te slapen en kunnen ze vragen stellen aan coaches. Het gedrag buiten de slaapkamer hoort daar ook bij, want daar ligt volgens Van der Helm de sleutel tot een beter nachtritme. Tips gaan bijvoorbeeld over het beperken van de hoeveelheid cafeïne overdag, of het doen van bepaalde ademhalingsoefeningen om gemakkelijker in slaap te komen. „We begrijpen dat medewerkers van grote consultancy’s wellicht niet élke nacht de acht uur halen, maar we adviseren ze dan wel om effectiever te slapen: beter vijf uur diep onder zeil, dan ook op de dagen dat je wel acht uur slaapt gebroken wakker worden.”
Intieme aangelegenheid
Het voordeel van een training is dat je meerdere mensen uit een team, inclusief leidinggevenden, op hetzelfde moment bewust maakt van de voordelen van een goede nachtrust, zegt Van der Helm. Daardoor ontstaat er een verantwoordelijkheid naar elkaar toe. „Uiteindelijk gaat beter slapen om gedragsverandering. Dus als de baas ’s avonds om tien uur nog mails verstuurt of ’s ochtends heel vroeg een meeting voorstelt, dan houdt dat iedereen uit zijn ritme.” Onderling kun je elkaar beter motiveren en anderen gemakkelijker op hun gedrag aanspreken. De keuze voor deelname ligt bovendien bij de medewerkers zelf, zegt Van der Helm. „Het moet ook geen Big Brother worden.”
Al blijft dan de vraag in hoeverre een werkgever zich moet bemoeien met de vrije avonduren van werknemers. Irma Leijten van zakelijk slaapcoachingsbureau Ergo Optima kan wel begrip opbrengen voor dat gevoel: „Het blijft inderdaad een intieme aangelegenheid.” Ze komt tijdens trainingen ook weleens mensen tegen die helemaal niet op zulke bemoeienis zitten te wachten. Desondanks pleit ze ervóór: „Een werkgever betaalt door op het moment dat een werknemer ziek is. Dus als beter slapen het verzuim tegen gaat, vind ik het logisch dat de werkgever zich daar, tot op zekere hoogte, mee bemoeit.”
Vervolgens is het aan medewerkers zelf of ze er iets mee doen, zegt Leijten. Van der Helm sluit zich daarbij aan: „Sommige mensen waarderen de tips, anderen vinden het niks. Maar het gaat erom dat je degenen helpt die er wél voor openstaan.”
Werkpretenquête
Bij chocoladeproducent Tony’s Chocolonely, dat meedeed aan een proef van start-up Shleep, meldden zich uiteindelijk veertig van de in totaal honderd medewerkers voor een vierweekse slaapcursus. Ironisch genoeg paste de eerste bijeenkomst bij de helft niet in de agenda, waardoor twintig mensen uiteindelijk deelnamen. Vijftien rondden de cursus daadwerkelijk af. Toch zou personeelsmanager Carline van Veen het geen mislukking noemen. „Uit onze ‘werkpretenquête’ kwam naar voren dat het aanbod werd gewaardeerd. Wij vinden het belangrijk dat iedereen weet dat het voor ons op de agenda staat.”
Ergo Optima coacht veel mensen die in ploegendiensten in de nacht werken. Naast kennis over de werking van slaap, krijgen cursisten specifieke tips om met onregelmatige roosters om te gaan.
Zo ook de monteurs die ploegendiensten draaien bij spoorbedrijf Strukton. „Vroeger moest je het als medewerker zelf maar een beetje uitzoeken”, zegt monteur John Boshuis (62) daarover. Zo dacht hij lange tijd dat nachtdiensten er „gewoon bij hoorden” en dat hij de slechte slaap die daar het gevolg van was, in het weekend wel kon inhalen. Tot hij vijf jaar geleden door een chronisch slaaptekort letterlijk omviel en een hersenschudding opliep.„Dat zulke kennis nu verplicht is voor ons, vind ik daarom goed.”
Boshuis ging uiteindelijk in gesprek met de leiding, en draait nu eens per twee weken een week nachtdienst. „Ook kreeg ik tips over hazenslaapjes vooraf. Ik vind het fijn dat Strukton mijn gezondheid daarbij in het oog houdt.”
10-01-2019 – Vijf typen slechte slapers ontdekt
Slapeloosheid Slaaponderzoekers vonden vijf menstypen onder de slapelozen. Misschien kunnen die gerichter worden behandeld.
Overgenomen uit NRC 8 januari 2019, Sander Voormolen
Eén op de tien Nederlanders heeft last van slapeloosheid. Het is een moeilijk oplosbaar probleem. Een behandeling die bij de een goed werkt, richt bij de ander niets uit. Onderzoekers onder leiding van Eus van Someren van het Nederlands Herseninstituut hebben nu ontdekt dat er tenminste vijf typen slapeloosheid bestaan. Ze denken dat daardoor de mogelijkheden ontstaan voor een betere behandeling. De studie verscheen dinsdag in The Lancet Psychiatry .
(illustratie van iStock, aangepast door NRC-studio)
De karaktereigenschappen van de slechte slaper staan aan de basis van de nieuwe indeling, niet hun slaapproblemen. De gegevens voor de studie komen uit het bestand van het Nederlands Slaap Register ( www.slaapregister.nl ), waarvoor duizenden vrijwilligers vragenlijsten over zichzelf invulden.
De helft van de deelnemers in het Slaapregister had bij een eerste inventarisatie symptomen van slapeloosheid. Ze sliepen per nacht ruim een uur korter dan de controgroep.
De onderzoekers denken dat het onderscheid tussen de verschillende typen slapeloosheid robuust is. Bij een steekproef onder andere deelnemers aan het Slaapregister werden dezelfde categorieën teruggevonden, en bovendien bleken slapelozen na vijf jaar nog steeds grotendeels tot hetzelfde type te behoren.
Het bestaan van de vijf types zou in de toekomst in een andere groep mensen bevestigd moeten worden, schrijven de onderzoekers. Ze sluiten niet uit dat er uiteindelijk meer dan vijf typen slaapproblemen bestaan. En ze vinden dat het medisch belang van het onderscheiden van subtypen verder gaat dan het effectief behandelen van de slapeloosheid zelf. Slapeloosheid is een grote risicofactor voor het ontstaan van depressies. En omgekeerd zijn psychische klachten vaak een trigger voor slaapproblemen. Als artsen de slapeloosheid effectief kunnen behandelen, kunnen veel andere problemen voorkomen worden, is het idee.
Over mogelijke behandelingen speculeren de onderzoekers alleen. Er is nog niets geprobeerd. Meditatie, die mensen voor het slapengaan kan kalmeren, zou effectief kunnen zijn bij mensen van type 1, 2 en 3. Bij type 3 en 5 zou een behandeling die zich richt op positiviteit goed kunnen aanslaan. Slaapproblemen samenhangend met een nare jeugd komen veel voor bij type 1 en 4 en zouden goed met traumatherapie behandeld kunnen worden.
Vijf typen Karakterprofielen van probleemslapers
Combinaties van karaktereigenschappen zeggen iets over het soort slapeloosheid dat iemand heeft. De onderzoekers vonden vijf verschillende typen. (De afgebeelde slaaphoudingen zijn er door de tekenaar bij bedacht.)
- Deze slechte slaper heeft last van neuroses, somberheid, voelt zich vaak hyper en is lang van slag ; 19 procent behoort tot dit type.
- is matig stressgevoelig , en sterk beloningsgevoelig (31 procent).
- is ook minder stressgevoelig , en daarnaast emotioneel vrij vlak (15 procent).
- ook weinig stressgevoelig , maar de slaap raakt sterk en langdurig verstoord als er iets belangrijks gebeurt (20 procent).
- heeft weinig last van stress , en de slaap wordt nauwelijks beïnvloed door gebeurtenissen (15 procent).
7-1-2019 – NRC checkt: ‘Werkschema van 80 procent van de mensen botst met hun interne klok
De aanleiding
The New York Times signaleerde de trend dat steeds meer bedrijven hun personeel aanmoedigen om hun werkuren aan te passen aan hun chronotype: of ze een ochtend- of avondmens zijn, of iets daartussenin (New Office Hours Aim for Well Rested, More Productive Workers, 24/12). In het artikel stelt een wetenschapper dat „80 procent van de mensen een werkschema heeft dat botst met hun interne klok”. Dat laatste gaan we checken.
Waar is het op gebaseerd?
De wetenschapper in kwestie, Céline Vetter, een fysioloog werkzaam aan de Universiteit van Colorado, heeft meerdere onderzoeken gedaan naar de invloed van slaap op het functioneren van het menselijk lichaam. Ze promoveerde bij de Duitse chronobioloog Till Roenneberg aan de Ludwig-Maximilians-Universiteit in München, met wie ze onder andere een artikel publiceerde in Current Biology (mei 2012) waarin dat cijfer van 80 procent voorkomt.
En, klopt het?
Vetter en haar collega-onderzoekers hanteren in het artikel in Current Biology twee manieren om vast te stellen of iemands werkschema ‘botst’ met zijn of haar interne klok – waarvan de instelling genetisch bepaald is. Ten eerste kijken ze of iemand moet worden gewekt door een wekker in plaats van zelf te ontwaken. Daarnaast vergelijken ze het slaappatroon van mensen op de dagen dat ze werken met dat van de dagen waarop ze vrij zijn en kunnen opstaan wanneer ze willen.
Om data te verzamelen ontwikkelde Roenneberg een enquête, de Munich ChronoType Questionnaire (MCTQ). Daarin wordt respondenten onder meer gevraagd hoe laat ze naar bed gingen, hoe laat ze daadwerkelijk in slaap vielen, hoe laat ze wakker werden en of dat met behulp van een wekker was. Hij verzamelde 65.000 volledig ingevulde vragenlijsten; de deelnemers kwamen voornamelijk uit Europa.
Slaapexperts beschouwen gewekt moeten worden door een wekker als een teken dat iemand eigenlijk nog meer slaap nodig had. Ongeveer 80 procent van de werkende mensen in de database van de MCTQ bleek op werkdagen uit hun slaap te worden gehaald door een wekker: het cijfer dat Roennebergs promovenda Vetter noemt in het artikel van The New York Times.
Dat vier op de vijf werkenden een dergelijke ‘botsing’ ervaren tussen hun werkschema en hun interne klok zegt overigens nog niets over de ernst van die botsing. Waren deze mensen anders een kwartier later opgestaan? Of misschien wel twee uur later?
Om dat te ontdekken is op basis van de gegevens uit de MCTQ een vergelijking gemaakt tussen het middelpunt van de slaapduur van respondenten op nachten voorafgaand aan een werkdag (bijvoorbeeld: bij een slaap van tien uur ’s avonds tot zes uur ’s ochtends ligt het middelpunt op twee uur ’s nachts) met het middelpunt op nachten die werden gevolgd door een vrije dag.
Roenneberg noemt het verschil tussen die twee punten de ‘sociale jetlag’: het verschil tussen iemands interne slaap-waakritme en de vereisten van de ‘sociale klok’, zoals de aanvang van de werkdag. Wat bleek: bij 69 procent van de deelnemers aan de MCTQ was de sociale jetlag een uur of langer. Bij een op de drie ging het zelfs om twee uur of meer.
Conclusie
Ja, 80 procent van de mensen heeft een werkschema dat botst met hun interne klok, als dat wordt gedefinieerd als het percentage van de werkenden dat ’s ochtends een wekker nodig heeft om wakker te worden. Slaapexperts gebruiken dat als indicatie dat iemand meer slaap nodig had gehad. De ‘sociale jetlag’ bedraagt bij tweederde van de respondenten bovendien een uur of meer. We beoordelen de stelling als waar
Overgenomen van NRC next online, door Ykje Vriesinga 6 januari 2019
27-11-2018 – Gebitten van tieners gaan achteruit, minder gaatjes 5-jarigen
De gebitten van tieners zijn de afgelopen jaren verslechterd. Ze hebben meer gaatjes dan voorheen en poetsen te weinig, blijkt uit onderzoek dat iedere zes jaar wordt gedaan.
Zorginstituut Nederland liet de gebitten van kinderen en jongeren van 5, 11, 17 en 23 onderzoeken door TNO. Uit het rapport ‘Signalement mondzorg’ blijkt dat de 5-jarigen het goed doen. In vergelijking met eenzelfde onderzoek zes jaar geleden, hebben ze minder gaatjes. Ook de 23-jarigen hebben minder gaatjes. De tieners doen het flink slechter.
Gaatjes, bron ‘Signalement mondzorg’ 2018
Leeftijd | Hoeveel procent heeft gaatjes in 2018 | Hoeveel procent had gaatjes in 2011 |
5 jaar | 24 procent | 41 procent |
11 jaar | 39 procent | 27 procent |
17 jaar | 66 procent | 61 procent |
23 jaar | 79 procent | 84 procent |
Daarnaast hebben kinderen met ouders met een lager opleidingsniveau en jongeren met een lager opleidingsniveau slechtere gebitten. Dat geldt ook voor kinderen en jongeren met een migratieachtergrond.
Verder zijn er zorgen over de sterke toename van gebitsslijtage. Meestal is dat erosie veroorzaakt door zoet eten en drinken. Meer dan de helft van de 23-jarigen heeft “erosieve gebitsslijtage” tot in het tandbeen*
Twee keer per dag poetsen, niet spoelen
Het Zorginstituut zegt dat de adviezen van het Ivoren Kruis, de Nederlandse vereniging voor mondgezondheid, niet altijd gevolgd worden. Geadviseerd wordt om twee keer per dag te poetsen en niet vaker dan zeven keer per dag iets te eten of te drinken.
Dat de 5-jarigen het beter doen dan andere leeftijdsgroepen is volgens het Zorginstituut mogelijk te verklaren door de aandacht voor het gebit van jonge kinderen in de afgelopen jaren. Er moet dan ook meer aandacht komen voor de mondgezondheid onder andere categorieën jeugdigen en hun ouders, vooral in gezinnen met een migratieachtergrond.
Het instituut gaat de komende tijd overleggen met betrokkenen in de mondzorg over hoe dit voor elkaar te krijgen.
* = Goedegebuure organiseert al sinds 2006 ieder jaar een uitgebreide hands-on cursus voor de behandeling van gebitsslijtage. Kijk ook op www.collegedoorcollegas.nl
12-11-2018 – € 100.000,- subsidie voor onderzoek naar bruxisme en gebitsslijtage
(Gefeliciteerd Stani en Bas!!)
Het onderzoeksvoors
Het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde (NTvT) viert dit jaar zijn 125-jarig bestaan. Ter gelegenheid daarvan heeft de Stichting Bevordering Tandheelkundige
Eén van de beurzen is gewonnen door een team van Afdeling Tandheelkunde van ons Radboudumc die onderzoek doet naar gebitsslijtage en de daaraan gerelateerde risicofactoren en behandelingsstr
Met de verkregen beurs zal het team specifiek de relatie gaan onderzoeken tussen tandenknarsen en kaakklemmen (bruxisme) op het ontstaan van gebitsslijtage en het effect ervan op de slijtage van de aangebrachte restauraties. Daarnaast zal de preventieve werking van het dragen van een knarsplaat worden getoetst in patiënten met voortschrijdend
Hiervoor zal onderzoek worden gedaan met patiënten uit het Radboud Tooth Wear Project. In dit project worden reeds sinds 2010 patiënten met gebitsslijtage op verwijzing gedocumenteerd,
Met de gegevens van dit nieuwe onderzoeksproje
30-10-2018 – Goed slapen is óók een zorg van de baas
Productiviteit Eet goed, beweeg meer, probeer stress te verminderen – alles om maar beter te presteren. De volgende stap: beter slapen.
Bij Floris Wouterson, ‘slaapcoach’, kloppen managers én sporters aan. Die eersten moet hij vertellen dat slaap wel degelijk belangrijk is en dat „altijd maar doorgaan” helemaal niet zo goed voor ze is. Voor die laatsten is dat gesneden koek. „Een sporter wéét: als ik dit goed aanpak, ben ik sneller dan mijn tegenstander.” Voor hen is slaap een middel om beter te presteren. En dat zou voor meer mensen zo moeten zijn, vindt Wouterson.
Vorige maand kwam zijn boek uit, drie weken lang stond Superslapen op nummer één in de top drie bestverkochte managementboeken. Het boek geeft in ruim tweehonderd bladzijden, minstens zoveel technieken om dieper en beter onder zeil te zijn.
Daar is behoefte aan: in 2017 had een op de vijf mensen van twaalf jaar en ouder naar eigen zeggen last van slaapproblemen, stelde het Centraal Bureau voor de Statistiek. Zij slapen moeilijk in of worden juist te vroeg wakker, om vervolgens niet meer in slaap te komen.
Volgens Wouterson komt daar nog eens bij dat veel mensen niet echt wéten hoe belangrijk voldoende slaap voor ze is – de sporters uitgezonderd. Dat een goede nachtrust je gezondheid, concentratie én denkvermogen ten goede komen. Voor de goede orde: niet iedereen heeft evenveel slaap nodig, maar bij volwassenen moet het gemiddelde toch zeker tussen de zeven en negen uur slaap liggen.
Wat opvalt is dat Superslapen nadrukkelijk als managementboek werd gepresenteerd. Wie beter slaapt, presteert beter en dat is goed voor de bedrijfsvoering, is het idee. Daarin weerklinkt het betoog van ‘slaapgoeroe’ Arianna Huffington, medeoprichter van de Huffington Post , dat zij in 2010 in haar inmiddels beroemde TED-talk hield: het is mogelijk jezelf een weg naar de top te slapen.
We zijn geobsedeerd door voeding, bewegen, het verminderen van stress – allemaal om beter te presteren. Waarom dan niet voor eens en altijd afrekenen met het idee dat weinig slapen „stoer” is?
Sterker: slaapproblemen kosten de Nederlandse economie jaarlijks zo’n 3 tot 4,5 miljard euro, schatte arbodienst Arboned in 2016. Slecht slapen heeft grote invloed op ons werk. Het leidt tot hoger verzuim, méér ongevallen en een lagere productiviteit. Het verzuimpercentage onder werknemers die slecht slapen ligt met 5,3 procent hoger dan onder werknemers die goed slapen (2,4 procent).
Dat roept de vraag op: is een goede nachtrust dan niet óók een zorg van de werkgever? Net zoals het voorkomen van een burn-out dat bijvoorbeeld is?
Contradictie
Als meer slaap inderdaad een beter resultaat levert, zou je zeggen van wel. Maar focussen op de kosten van een slechte slaap en de baten van een goede nachtrust, lijkt in deze context ook een contradictie. Want de klachten waarmee mensen bijvoorbeeld bij Wouterson aankloppen, bestaan voornamelijk uit het werk ’s avonds niet kunnen loslaten en overdag te veel hooi op de vork nemen.
Cijfers ondersteunen dat: bijna een derde van de Nederlanders met een betaalde baan ligt regelmatig wakker, blijkt uit een enquête van de Nederlandse vereniging voor Slaap- en Waak Onderzoek (NSWO). En ook de oplossingen die Arboned aandraagt staan vooral in het teken van mínder werken en het beperken van werkstress.
Is het dan niet gek om slaap als middel om beter te presteren te zien? Nee, betoogt Wouterson. „Wie goed slaapt, kan meer aan. En dat maakt ons werk niet alleen beter, maar vooral lichter.” Zeker niet, zegt ook Jan Machek, als psycholoog verbonden aan Arboned. „Het is een kip-ei-verhaal: stress beïnvloedt slaap, slaap beïnvloedt stress. Dus als werkstress iets is waarvan men vindt dat het de werkgever aangaat, waarom slaap dan niet?”
Arbeidspsycholoog Michelle van Laethem bewees zelfs dat een slechte slaap als gevolg van werkstress, zelf óók werkstress veroorzaakt. De twee beïnvloeden elkaar wederzijds, schreef ze vorig jaar, nadat ze een paar jaar lang de slaapgewoonten van een groep van 2.000 Zweden en 1.000 Nederlanders gevolgd had. Wie uit die vicieuze cirkel wil komen, pakt dus zowel de stress als het slaaptekort aan, adviseerde zij.
Daarom doen werkgevers er volgens Machek ook goed aan slaapproblemen te helpen voorkomen. „Slaap en werkstress zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, net zoals veel andere psychische klachten ook gepaard gaan met slaapproblemen.”
Dat betekent overigens niet dat de werkgever verantwoordelijk is, benadrukt hij. „Maar je doet er als bedrijf wel goed aan er aandacht aan te besteden.” Niet in de laatste plaats voor jezelf, om bijvoorbeeld burn-outs bij werknemers te voorkomen.
Dat kan al op kleine schaal, door lichaamsbeweging te stimuleren. Op de fiets in plaats van met de auto naar werk, lopend lunchen of vergaderen. Of door af te spreken elkaar niet meer te mailen na acht uur ’s avonds. Maar bijvoorbeeld ook door ruimtes in te richten waarin werknemers kunnen ‘powernappen’. Bedrijven als Google en Facebook, maar ook het VU medisch centrum, hebben die al.
Toch is de ‘cultuuromslag’ die Huffington acht jaar geleden al voorstond ook volgens Machek het allerbelangrijkst: práát erover. Klaag, desnoods.
„Stel als leidinggevende eens de vraag: heb je goed geslapen vannacht? Of vraag door als iemand zegt slecht geslapen te hebben.” 70 procent van de mensen geeft nog altijd aan slaap een privéaangelegenheid te vinden, bleek uit het onderzoek van Arboned.
Onterecht, vindt Machek. „Slecht slapen is in veel gevallen een indicatie van allerlei andere problemen, waarmee je iemand misschien wel heel gemakkelijk kunt helpen.” Een ander rooster, minder verantwoordelijkheden, bemiddelen in een conflict. „Het heeft gewoon zin het daarover te hebben.”
En voor werknemers geldt: „Slapen is gedrag, en gedrag kun je veranderen.”
Overgenomen uit NRC Handelsblad, door Anne Corré
13-09-2018 – Goedegebuure tandtechniek naar ACTA
Met ingang van 1 oktober 2018 zal Goedegebuure tandtechniek, samen met TTL Zutphen, het tandtechnische werk van ACTA gaan verzorgen. We zijn blij en trots en hebben heel veel zin in de samenwerking met ACTA en onze collega’s van TTL Zutphen.

de handtekening
21-08-2018 – Een Zeeuwse praktijk met Spaanse tandartsen
Overgenomen uit NRC Handelsblad
Tandartsentekort Het tekort aan tandartsen in Nederland loopt op. Spaanse afgestudeerden bieden – na bijscholing en taalcursus – uitkomst. Ook in de Zeeuwse praktijk van het tandartsengeslacht Heijers. Wrang detail: door de studentenstop konden twee zoons geen tandarts worden.
In de wachtkamer van Tandheelkundig Centrum Noord-Beveland, in het Zeeuwse Kortgene, kijken twee bezoekers elkaar verschrikt aan. Er wordt verderop zo hard geboord dat Damir Osmanovic zijn praatje met Elma Bogert moet staken. Zijn vrouw ligt op dit moment in de stoel, Bogert is na haar aan de beurt. Al snel worden de twee gerustgesteld. Verderop staan ze in een muur te boren, niet in een gebit. De praktijk wordt uitgebreid.
Tandarts Maartje Heijers (34) heeft deze zaterdag weekenddienst. Ze neemt het hele eiland waar: Noord- en Zuid-Beveland, van De Banjaard tot Bath. Een gebied met 100.000 inwoners, en in de zomer komen daar de toeristen bij.
Dit is haar eigen praktijk, met 6.500 patiënten, die ze met haar broer van haar ouders overnam. Zij het klinische gedeelte, haar broer beheert als bedrijfskundige de financiën, planning en personeelszaken. „Een geluk”, zegt vader Hans Heijers (68). „Anders hadden de Spanjaarden het hier overgenomen.” Drie van de vier vaste tandartsen in dienst van de praktijk zijn Spaans. De ander is Duits.
Het tandartsentekort in Nederland loopt op. Vooral in de krimpgemeenten aan de randen van Nederland – Zeeland, Limburg, het oosten en het noorden – levert dat problemen op. Veel praktijken kiezen er, net als Maartje Heijers, voor om tandartsen in het buitenland te werven. 1.500 op de ruim 9.000 tandartsen in Nederland komen inmiddels van over de grens, de meesten uit Duitsland, België en Spanje, waar juist een overschot aan tandartsen is.
Vader en moeder Heijers hebben zich vorig jaar uit de Zeeuwse praktijk teruggetrokken. De praktijkorthodontist is een oom van Maartje, haar andere oom werkte ook in de praktijk maar is inmiddels met pensioen. Moeder Els is nog wel vaak op de zaak, om de jonge Spaanse tandartsen te begeleiden. Vooral op het gebied van preventie – patiënten leren hoe ze hun gebit goed moeten verzorgen – moeten de afgestudeerden uit Spanje vaak nog veel bijleren.
Werven in Spanje
Henk van Soest, die al zeventien jaar in Spanje woont, begon vijf jaar geleden met het werven van Spaanse en Portugese tandartsen voor Nederland. Met name door de privé-universiteiten, die goed verdienen aan tandartsstudenten, is daar nog steeds een overschot aan tandartsen. Hij heeft de laatste jaren meer dan honderd tandartsen geleverd, onder meer aan de praktijk in Kortgene. Er is veel vraag in Friesland, Groningen, Maastricht, Zeeuws-Vlaanderen, „overal waar Nederlanders niet naartoe willen”.Maartje Heijers is per tandarts aan taalcursussen en wervingskosten zo’n 20.000 euro kwijt.Vandaag is er veel familie over de vloer. Naast vader en moeder is de oom die voor zijn pensioen in de praktijk werkte op bezoek met zijn twee zoons en kleinkinderen. Zijn jongste zoon is óók tandarts, in een praktijk in Wormerveer. Tijdens familiebezoek in Nederland kijkt de oom altijd even de kindergebitten na, en doet dat nu om „logistieke redenen” in de praktijk van Maartje. De zoon in kwestie steekt zijn hoofd om de hoek van de praktijkkeuken. Problemen met de compressor.
Uitgeloot als tandarts
De familie Heijers is een tandartsengeslacht. Vader komt uit een gezin van tien. Twee kinderen werden tandarts, twee andere orthodontist „en dan zijn er nog een paar getrouwd met tandartsen”. Maar van zijn vier eigen kinderen kon alleen Maartje tandarts worden.Terwijl de familiepraktijk tandartsen uit het buitenland moet werven om het tekort op te vangen, konden twee van zijn eigen kinderen in Nederland het vak niet leren vanwege de studentenstop, de numerus fixus, die al ruim veertig jaar bestaat. In 2017 werden acht van elke tien studenten uitgeloot.Maartjes beide broers werden drie keer uitgeloot. Een is nu helikopterpiloot, de ander heeft bedrijfskunde gestudeerd en is op wereldreis, zoekende naar wat hij wil doen.Moeder Els werd in 1979 uitgeloot voor tandheelkunde, in de eerst lichting. In Nederland was een overschot aan tandartsen. Els: „Erg was dat toen niet. Je wist dat je een jaar later bovenaan de lijst stond en alsnog kon studeren.”Els en Hans komen uit De Bilt en Wageningen en leerden elkaar in Utrecht bij de opleiding kennen. In die regio een praktijk opzetten leek hun onverstandig, er waren daar al meer dan genoeg praktijken.Hun oog viel op Noord-Beveland. Els’ familie had daar een vakantiehuis, zij kende de regio. Els: „Die eerste jaren waren niet makkelijk. Zeeuwen kijken de kat uit de boom. Al moesten ze er uren voor omrijden, nog gingen ze naar hun vertrouwde tandarts.”Na een paar jaar begon de wachtkamer vol te lopen. Op het whiteboard in de keuken hangt een kaartje van een voormalig patiënt. Ze biedt haar excuses aan dat ze na haar verhuizing overstapt naar een andere tandarts, die om de hoek zit, en bedankt voor veertig jaar goede zorg: „Altijd welkom in Goes!”
Kloof tussen volwassenen
De hoogtijdagen van de tandheelkundige zorg in Nederland: de tijd van het ziekenfonds. Bijna alle tandheelkundige behandelingen werden vergoed. Dat veranderde in de loop van de jaren negentig, toen mensen zich aanvullend moesten verzekeren voor tandartszorg. Totdat iemand achttien jaar is, is de zorg is „perfect geregeld”. Bij volwassenen ziet Els een kloof ontstaan tussen mensen die keurig elk halfjaar op controle komen, en de mensen die uit angst voor een hoge rekening pas verschijnen als ze vergaan van de pijn – en voor wie kiezen trekken en protheses aanmeten dan de enig overgebleven opties zijn.Rond het jaar 2000 werd het tekort in de praktijk in Kortgene voelbaar. De eerste buitenlandse tandarts, uit voormalig Joegoslavië, kwam „ergens in 2004” aan. Matthias Millner volgde, de Duitse tandarts die nog steeds in de praktijk werkt. Een Bosnische tandarts kwam en is inmiddels vertrokken, evenals een Poolse. Op vacatures reageerden geen geschikte kandidaten. Geen tandartsen, geen mondhygiënisten. Moeder Els moest onderhand met pensioen, Maartje kon een tijdje minder werken vanwege ziekte.De familie Heijers had een structurele oplossing nodig. Die vonden ze in de jonge Spaanse tandartsen, die in 2016 aankwamen. Ze hadden veel begeleiding nodig, maar op hen konden ze „nog hun eigen stempel drukken”.
Zeeuwse rust
Een van die Spaanse tandartsen die naar Kortgene kwam, is de 25-jarige Libe San Miguel. Ze studeerde twee jaar geleden in Bilbao af als tandarts en volgde drie maanden een fulltime cursus Nederlands. Wat haar aantrok in Nederland, of liever: Zeeland? „Je bent niet de enige die het vraagt”, zegt ze. „Ik hou van de rust, ik groeide op in een dorp. Bovendien zitten hier ook andere Spanjaarden. Als iemand me Spaans hoort praten, vragen ze meteen: ben je tandarts?”San Miguel buigt zich over de pijnlijke kies van Elma Bogert, die net nog in de wachtkamer zat. Ze begint een wortelkanaalbehandeling. Terwijl zijn vrouw bij Maartje aan de balie staat, laat Damir Osmanovic op zijn telefoon enthousiast foto’s zien. Hijzelf, stralend naast een lege tandartsstoel. Nog een. Hij weer, nu met zijn arm om de schouder van een ongemakkelijk lachende tandarts. Tegen de verslaggever: „Normaal hoor ik een boor en zjoep, ik vlieg naar buiten. Maar deze man was geweldig. Alle angst weg. Hij begrijpt mij.”Hij draait zich om naar Maartje. „Maar jij bent óók geweldig! Jij hebt ons zo goed geholpen. Wij worden hier klant.” Ze zijn een paar jaar geleden van Friesland naar Goes verhuisd, en in het begin reed hij voor tandartsbezoek terug naar Drachten – „driehonderd kilometer heen en terug” – omdat ze geen tandarts konden vinden. „Vol, vol, allemaal vol.”Maartje heeft geen patiëntenstop. „Ik zou kunnen zeggen: dit is het, ik stop met zoeken naar nieuwe tandartsen en ik bouw geen extra praktijkruimtes. Maar ik ben daar te ondernemend voor.”Sowieso wijst ze liever niemand de deur. „Een afgebroken kunsttand is eigenlijk geen spoed. Maar als je in de bediening werkt, is het echt vervelend om een paar dagen zonder voortand rond te lopen. Dus als het maar een beetje kan, probeer ik mensen te helpen. Dat is uiteindelijk toch waar je dit werk voor doet.”
Cijfers Taaleis halveert instroom tandartsen
259 tandartsen worden er jaarlijks in Nederland opgeleid. Dat zouden er 390 moeten worden, concludeerde in mei adviesbureau Panteia na onderzoek voor het Rijk in mei.
80 procent van de afgestudeerde tandartsen is vrouw. In 1976 was 15 procent van de tandartsen vrouw. Zij werken veelal in deeltijd.
300 tandartsen stoppen per jaar, vaak omdat ze met pensioen gaan. Tegelijkertijd hebben veel patiënten langer zorg nodig, omdat ze ouder worden.
1.500 van de ruim 9.000 tandartsen in Nederland komen inmiddels van over de grens, de meesten uit Duitsland, België en Spanje, waar juist een overschot aan tandartsen is.
2017 was het jaar dat de instroom van buitenlandse tandartsen met de helft afnam, door verscherpte taaleisen.
35.000 euro kost het een praktijk gemiddeld om een buitenlandse tandarts op te leiden en te certificeren. Dat zegt Henk van Soest. Hij werft tandartsen in Spanje en Portugal.
21-08-2018 – Tekort aan tandartsen blijft groeien, leid er meer op
Nederland blijft maar onderzoeken hoeveel tandartsen er extra nodig zijn. Hoogleraar Feilzer luidt de noodklok.
Overgenomen uit NRC Handelsblad
Het tekort aan tandartsen wordt almaar groter als de numerus fixus bij opleidingen niet snel wordt opgeheven. Daardoor wordt mondzorg in Nederland steeds minder toegankelijk.
Daarvoor waarschuwt hoogleraar Albert Feilzer, decaan van het Academisch Centrum Tandheelkunde in Amsterdam, de gezamenlijke faculteit tandheelkunde van de Amsterdamse universiteiten. Feilzer roept minister Bruno Bruins (Volksgezondheid, VVD) op actie te ondernemen.
Jaarlijks worden in Nederland 259 tandartsen opgeleid. Dat zouden er 390 moeten worden, de helft meer, stelde bureau Panteia in mei na onderzoek voor het ministerie. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) drong afgelopen juni ook aan op vergroting van het aantal opleidingsplekken.
Over het rapport van Panteia is echter discussie ontstaan. Volgens minister Bruins hadden experts meer scenario’s willen zien „waarbinnen rekening kon worden gehouden met bandbreedtes voor onzekerheden”, schreef hij in een brief aan de Tweede Kamer. Het onderzoeksbureau noemde zelf al nader onderzoek wenselijk naar „taakherschikking” in mond- en tandzorg. Mondhygiënisten zouden bijvoorbeeld taken van tandartsen kunnen overnemen.
Bruins wil nu, gezien de „kritische kanttekeningen” bij het rapport en „de mogelijk aanzienlijke financiële consequenties”, nader onderzoek door het Capaciteitsorgaan. Dit onderdeel van zijn ministerie onderzoekt of er voldoende specialisten in de zorg worden opgeleid.
Hoogleraar Feilzer heeft er genoeg van: „Wanneer stoppen ze met het uitstellen van de besluitvorming en het opvragen van rapporten, en committeren ze zich aan de uitslag?” Volgens hem heeft het Capaciteitsorgaan in 2009, 2010 en 2013 ook – zonder resultaat – geadviseerd meer tandartsen op te leiden.
Door vergrijzing verliest Nederland nu jaarlijks zo’n 300 tandartsen, meer dan er worden opgeleid. Van de afgestudeerden, overwegend vrouwen, gaat een groeiend deel parttime werken. Daardoor zijn er, schat Feilzer, „bijna drie nieuwe tandartsen” nodig om één gepensioneerde tandarts te vervangen. In Nederland zijn circa 9.000 tandartsen werkzaam.
Nederland haalde tot voor kort jaarlijks 220 tot 250 tandartsen uit het buitenland, volgens Panteia. Sinds vorig jaar moeten zij bewijzen dat ze goed Nederlands spreken – waardoor de instroom halveerde. Certificeren en opleiden kost praktijken 20.000 tot 50.000 euro per buitenlandse tandarts, schat Henk van Soest. Hij werft tandartsen in Spanje en Portugal voor Nederlandse praktijken. Volgens Panteia gaan de meeste tandartsen na een paar jaar weer terug.
Uitbreiding van de opleidingscapaciteit voor tandartsen is niet snel te realiseren. De studieplekken zijn duur en studenten tandheelkunde hebben veel begeleiding nodig.
16-08-2018 – Eerst invaller, nu de hele patiënt
Huisarts in Oostzaan Steeds minder huisartsen hebben een eigen praktijk. Derk Runhaar koos er wel voor, in een dorp met veel families en ouderen.
Overgenomen uit NRC Handelsblad
Ze gaat tevreden zitten. 82 jaar, zegt ze, en nooit ergens last van. Maar ze wil toch dat de dokter haar bloeddruk meet. Waarom dan, vraagt huisarts Derk Runhaar. „Gewoon. Ik denk: laat ik ook eens kennismaken met de dokter. Ik slik 40 milligram cholesterol-remmers per dag. Is dat te veel?”
Runhaar meet haar bloeddruk. „Nee hoor, prima bloeddruk, ga zo door mevrouw.”
„Dank u dokter. Ik eet ook altijd Becel-margarine.”
Derk Runhaar (39) is sinds twee jaar praktijkhoudend huisarts in Oostzaan. Samen met drie andere huisartsen – die ieder drie of vier dagen werken – bedienen ze de 10.000 inwoners van het dorp. Veel families en ouderen: 90-plussers die nog thuis wonen. „De meesten klagen nooit. Wachten heel lang tot ze bij de huisarts komen. Ze redden zich zo lang mogelijk zelf.” Maar er komen ook steeds meer mensen vanuit Amsterdam wonen. „Die maken zich wat sneller zorgen.” Die afwisseling vindt Runhaar leuk.
Van de 11.800 huisartsen hebben er steeds minder een eigen praktijk, zoals Runhaar. Nu 67 procent, tien jaar geleden nog 78 procent. De meeste jonge huisartsen willen waarnemen. Invallen voor anderen. Drie maanden hier, een half jaar daar – dat zijn er 2.000. Nog eens 1.900 werken in dienst van andere huisartsen of als vaste waarnemer. Er is werk genoeg en ze hebben zo niet de verantwoordelijkheid voor een hele praktijk, als werkgever. De praktijk van Runhaar en zijn collega’s, bijvoorbeeld, telt één huisarts in dienst, negen assistentes en vijf ‘praktijk-ondersteuners’.
Een andere reden is dat steeds meer huisartsen vrouw zijn. In 1974 was 5 procent van de huisartsen vrouw, in 2016 al 52 procent. Van de studenten die de huisarts-opleiding volgde in 2016 was 77 procent vrouw. Eenmaal huisarts, werkt 65 procent in deeltijd, waardoor er meer huisartsen nodig zijn dan vroeger en ook meer moet worden waargenomen. En: vrouwen willen minder vaak dan mannen een eigen praktijk.
Runhaar was drie jaar waarnemer. Hij kwam overal: Amsterdam, Zaandam, Noord-Hollandse dorpen. Het werk was afwisselend. Maar op een goed moment zocht hij verdieping.
Nu bouwt hij, zoals de klassieke huisarts, een band op met zijn patiënten. „Het is bewezen dat de patiënt met een vaste dokter langer leeft.” Neem de 94-jarige vrouw die zorgt voor haar 60-jarige zoon, die in een rolstoel zit omdat hij geen gevoel heeft in zijn benen. „In het begin maakte ik me zorgen over de situatie thuis. Ik wilde van alles, ik adviseerde hem om naar een specialist te gaan. Maar dat liep op niets uit, ik was vooral bezig met mijn eigen ongerustheid. Inmiddels gaat het al een hele tijd stabiel. Ik ga regelmatig langs en herken nu beter als er iets afwijkt waarvoor handelen wel zinnig is.”
Toch is het niet allemaal idyllisch. De wachtlijsten voor verpleeghuizen zijn een groot probleem, ook hier in Oostzaan. Drie maanden geleden had Runhaar een patiënt op leeftijd met een infectie, een delier (wanen) en dwaalgedrag. „Ze moest acuut worden opgenomen in een verpleeghuis, maar er was nergens plek. Uiteindelijk vond ik iets in Drenthe [193 kilometer rijden van Oostzaan].”
Door de wachtlijsten is er met ouderen geen ruimte als ze belanden in een noodsituatie. Runhaar: „Ik ben geneigd eerder een plek te zoeken in een verpleeghuis, terwijl het thuis nog redelijk gaat, omdat ik niet durf te wachten op de verslechtering.”
Toch kun je je vergissen in mensen, zegt hij. Hij heeft in zijn patiëntenbestand een echtpaar van 94 en 96 jaar dat nog thuis woont. „Ik heb wel eens gedacht dat ze dat niet zouden redden, maar voorlopig gaat het prima. Daar word ik blij van.”
‘Komt u straks even langs?’
’s Middags gaat hij iedereen terugbellen die hém die ochtend heeft gebeld. Er is de vrouw wier man elf dagen geleden op de intensive care belandde na een hartinfarct. 64 jaar. Ze vond hem in de badkamer en reanimeerde hem. Hij ligt nu op de hartbewaking van het Zaanse ziekenhuis, zij is aan het bijkomen van de schrik.
En hij belt met de vrouw die haar moeder, die terminale kanker heeft, in huis heeft gehaald. Ze heeft net uitslag gekregen van een test: een hele opluchting, het is geen erfelijke vorm van kanker. En de 85-jarige man die net uit het ziekenhuis is ontslagen. Hij was van de fiets gevallen. „Ik raakte zomaar weg, dokter, opeens! Komt u straks even langs?”
Veel mensen gaan in de tweede helft van hun leven cholesterolremmers, bloeddrukverlagers of andere medicijnen slikken en krijgen pas jaren later, in de tachtig, last van de bijwerkingen, vertelt Runhaar. Dan val je van de fiets, van de trap, in de douche. Ouderen overlijden dikwijls een paar maanden na een val – het lichaam herstelt niet meer.
Zijn grootste zorg zijn de volwassenen met psychiatrische problemen. „Die moeten heel lang wachten op hulp, soms een jaar. In die tijd zijn de problemen al verergerd.” Neem de man in het dorp met een goede baan en een gezin. Door een stoornis, waarvoor hij volgens Runhaar naar een psychiater zou moeten, is hij agressief. Inmiddels is hij zijn baan kwijt en is zijn vrouw bij hem vertrokken, met de kinderen. De man neemt drugs, om de chaos in zijn hoofd te dempen, en wíl echt hulp. Maar die is er niet.
Mensen met overzichtelijke psychische problemen zoals een burn-out, krijgen wel snel hulp, zegt Runhaar. „Tien gesprekken, afvinken, en klaar. Daar wordt de geestelijke gezondheidszorg op afgerekend door de verzekeraar dus dat snap ik wel. Maar de mensen die écht een stoornis hebben, borderline, ernstige depressie of psychoses, die vinden ze eigenlijk te ingewikkeld.”
9-7-2018 – Snurkdempers
Iedereen kent wel een snurker. Ze pruttelen en schrapen. Ademen te diep, of juist kort en schokkerig. Zo ook de moeder van Mounia Elfassih (40). Daarom neemt zij niet alleen een badlaken en zonnebrand mee op vakantie, maar ook dikke, oranje oordoppen.
De Limburgse Elfassih gaat ieder jaar met haar moeder naar Kreta, waar haar broertje een lounge bestiert. Zo ook vorige zomer.
Op een avond komt Elfassih niet in slaap door het gesnurk. Ze drukt haar oordopjes dieper in haar oor, maar nog steeds hoort ze het geluid. Ze duwt het schuimrubber zo ver in haar oren tot ze niets meer hoort en valt in slaap.
De volgende ochtend merkt ze dat het geluid in één oor gedempt klinkt. Ze laat haar blik vallen op de plek waar ze haar oordopjes neerlegde. Van de twee die ze een dag eerder in haar oren drukte, is nog maar anderhalf over. Een is op de helft doorgescheurd. „Fuck.”
Elfassih kan het rubber zelf niet zien en haar moeder durft niet met een pincet in haar oor te pulken dus ze besluiten naar de apotheek te gaan.
De apotheker kijkt de vrouwen met grote ogen aan. „I can’t help you, dat is te gevaarlijk”, zegt hij. „U moet meteen naar het ziekenhuis.” Elfassih probeert hem over te halen, maar hij is onvermurwbaar dus ze stappen in de auto naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis.
Na anderhalf uur in de wachtkamer meldt een jonge arts zich. Hij neemt de vrouwen mee naar een kleine, open behandelruimte. In plaats van een pincet, kiest hij voor een schaartje en gaat daarmee Elfassihs oor in. „Ik hoorde hoe hij knipbeweginkjes maakte. Er vielen stukjes van het oordopje op de grond.”
Na een minuut of vijf verwisselt hij het instrument voor een verbandschaartje. Hij probeert het restant van het oordopje vast te pakken, maar deze is ongrijpbaar geworden door het geknip.
Zijn derde keus valt toch op het pincet. Hij steekt het in haar oor en pakt het oranje propje vast. Binnen enkele seconden voelt ze het oordopje eindelijk losschieten. Opgelucht en met lege oren verlaten Elfassih en haar moeder het ziekenhuis.
Ook dit jaar reisden de vrouwen naar Kreta. Met nieuwe oordopjes in haar tas was Elfassih klaar voor de vakantie met haar moeder. Om het zekere voor het onzekere te nemen, verplaatste ze haar bed deze zomer naar de woonkamer. „Dat ligt toch een stuk rustiger”.
Zie ook: nrc.nl/zomerpech
24-04-2018 – Vier ton boete voor tandzorggroep
UTRECHT – De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft de Tandzorg Groep een boete van 400.000 euro opgelegd, omdat een deel van de patiënten te veel moest betalen voor materiaal- en techniekkosten. De groep tandartspraktijken ontving korting via een speciale huurconstructie, maar berekende deze niet door aan patiënten.
De Tandzorg Groep, die acht vestigingen telt in Noord- en Zuid-Holland, kreeg in 2014 korting op de materiaal- en techniekkosten van het tandtechnisch laboratorium waarmee werd samengewerkt. In dat jaar werd deze korting nog direct doorberekend aan de patiënt, zoals de NZa-regels voorschrijven.
In 2015 en een deel van 2016 kreeg de tandartsengroep geen directe korting meer op de materiaal- en techniekkosten. Wel ging het tandtechnisch lab huur betalen voor een niet-bestaande ruimte van de Tandzorg Groep. Op die manier werd via een omweg alsnog korting gegeven en dat werd niet doorberekend aan de patiënt. Van zowel directe als indirecte voordelen op materiaal- en techniekkosten dienen patiënten echter mee te profiteren; de tandarts mag hierop geen winst maken. Dat een deel van de patiënten op deze wijze benadeeld werd, noemt de NZa ‘zeer ernstig’.
De Tandzorg Groep vindt de boete terecht en gaat daarom niet in hoger beroep. Volgens hen is de huurconstructie in 2016 opgezegd. Er wordt nu in kaart gebracht wie er recht heeft op een schadevergoeding. Volgens de tandartsen zou dat om ongeveer vijf procent van de patiënten gaan.
Volgens de zorgautoriteit brengen de meeste tandartsen hun materiaal- en techniekkosten keurig in rekening. Uit signalen en onderzoeken bleek eerder echter dat sommige tandartsen hiermee frauderen. Zo werd er gebruikgemaakt van zowel nationale als internationale constructies met bijvoorbeeld BV’s die alleen op papier bestaan of inkoopcombinaties. Tandartsen steken zo kortingen of bonussen in eigen zak en daarmee ‘raakt de reputatie van de beroepsgroep onnodig beschadigd’, aldus de NZa.
uit: Dental Tribune
15-03-2018 – Zorg in VS duurder dan in Nederland
Door Karel Berkhout, overgenomen van NRC.nl
Internationaal onderzoek
Het Nederlandse zorgstelsel is goed en niet duur in vergelijking met rijke Europese landen en de VS. Verpleegkundigen worden behoorlijk goed betaald.

Het Nederlandse zorgstelsel levert even goede kwaliteit als andere rijke landen in Europa voor een vergelijkbare, iets lagere prijs. De Europese zorgstelsels zijn veel beter en aanzienlijk goedkoper dan het Amerikaanse zorgstelsel.
Dit blijkt uit een uitgebreid overzicht in het Amerikaanse medische tijdschrift JAMA, dat dinsdag is gepubliceerd. Hierin wordt het zorgstelsel in de VS vergeleken met de stelsels in tien andere rijke landen, waaronder Canada, Australië en Europese landen als Nederland, Duitsland en Zwitserland. Niet eerder gebeurde dit zo gedetailleerd als in dit Brits-Amerikaanse onderzoek, waarin zorgsystemen op bijna honderd punten naast elkaar zijn gelegd.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data27156186-da8cee.jpg)
Zorgverleners goed betaald
Hieruit komt onder meer naar voren dat Nederlandse zorgverleners behoorlijk goed worden betaald. Nederlandse huisartsen zitten net als de Franse en Australische aan de onderkant van de middenmoot, met een gemiddeld jaarsalaris van rond de 110.00 dollar (90.000 euro); Zweedse huisartsen krijgen minder (86.000 dollar), Duitse (154.000 dollar) en vooral Amerikaanse (218.000 dollar) veel meer. Maar Nederlandse specialisten zijn Europees koploper en verdienen met 192.000 dollar bijna twee keer zoveel als Zweedse (98.000) maar minder dan Amerikaanse (316.000). Nederlandse verpleegkundigen moeten met een jaarsalaris van 65.000 dollar alleen de Amerikaanse voor laten gaan (74.000 dollar).
In de VS wordt bijna een vijfde van het nationaal inkomen (17,8 procent) uitgegeven aan zorg. In Nederland is dat iets meer dan een tiende (10,5 procent), vergelijkbaar met landen als Denemarken (10,8 procent), Frankrijk (11 procent) en Duitsland (11,3 procent). Die hoge bestedingen aan zorg in de VS leiden niet tot een gezondere bevolking, zoals is te zien aan onder meer levensverwachting, kindersterfte en leefstijl.
De levensverwachting in de VS is met een gemiddelde van 78,8 jaar aanzienlijk lager dan in Nederland (81,6 jaar) en bijvoorbeeld Frankrijk (82,4 jaar) en Japan (83,9 jaar). Waar in Japan nog niet één van de duizend kinderen rond de geboorte overlijdt, is dat in de VS vier (2,5 in Nederland). Terwijl Amerikanen minder roken dan bijvoorbeeld Nederlanders (11,4 procent tegen 19 procent van de bevolking), zijn ze veel vaker te dik (70 procent tegen minder dan 50 procent).
Matige gezondheid in VS
De matige gezondheid in de VS in vergelijking met andere landen schrijven de onderzoekers onder meer toe aan de relatief hoge armoede. De verschillen in zorguitgaven zijn volgens de onderzoekers lastiger te verklaren. In de VS worden namelijk niet duidelijk meer verrichtingen gedaan dan elders. Zo hebben keizersnedes in de VS (een op de drie geboortes) wel vaker plaats dan in Nederland, Zweden of Japan (een op de zes), maar niet meer dan in Duitsland, Zwitserland en Australië.
Het grootste verschil lijkt dan ook te zitten in de prijzen die worden berekend voor verrichtingen en nieuwe medicijnen. Zo kost een CT-scan in de VS gemiddeld 900 dollar, tegen 280 dollar in Nederland en een kleine 100 dollar in Canada. Waar in Nederland jaarlijks 466 dollar per inwoner aan geneesmiddelen wordt uitgegeven, het minst in alle onderzochte landen, is dat in de VS 1.443 dollar.
27-02-2018 – Trammelant in tandartsland
Overgenomen uit NRC van 23 februari 2018
Door Sander Voormolen, foto Istock
Mondzorg Iedereen bepleit het voorkómen van gaatjes in het gebit. Maar over hoe je dat doet, verschillen de meningen, in tandartsland. Een artikel in NRC hierover riep veel reacties op. Lees ze hier.
Tandartsen, mondhygiënisten en verzekeraars kunnen het er niet over eens worden hoe de beste mondzorg geleverd moet worden. Wetenschappelijke studies laten zien dat intensieve begeleiding van kinderen en hun ouders helpt het gebit gezond te houden. In het artikel „Weg met de heroïsche tandarts” hielden vier tandartsen daarom een vurig pleidooi veel meer te doen aan preventie.
Dat riep zowel afwijzende als instemmende reacties op. Consensus op dit terrein lijkt ver weg, maar een rondgang langs de verschillende partijen maakt duidelijk dat iedereen het voorkomen van gaatjes bij kinderen een belangrijk doel vindt binnen de tandzorg. De meningen verschillen alleen over hoe dit het beste kan gebeuren.
Jan Willem Vaartjes
voorzitter van de Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT)„Dat zeven op de tien gaatjes in Nederland te voorkomen zijn en daaraan gerelateerd dat tandartsen te weinig aan preventie doen, is wetenschappelijk niet onderbouwd en ook niet correct. Als basis voor deze claim wordt het interessante onderzoek bij 179 kinderen van Erik Vermaire gebruikt. Echter, het extrapoleren van dit resultaat naar de gehele Nederlandse populatie is op zijn zachtst gezegd discutabel.„Desondanks werd in het NRC-artikel bijna geen mogelijkheid nagelaten om de tandarts van nu in een negatief daglicht te plaatsen, aanschurkend tegen smaad. Alsof tandartsen expres gaatjes laten ontstaan bij kinderen om er later aan te kunnen verdienen, studieschuld af te lossen of omdat alleen boren ‘sexy’ is. Er wordt door tandartsen in Nederland bij kinderen onder de 11 nauwelijks geboord, in tegenstelling tot wat de tandartsen in het artikel beweren.
„Er is altijd ruimte voor verbetering, maar het onthutsende beeld dat geschetst wordt klopt niet. Tandartsen, mondhygienisten en preventie-assistenten doen hun uiterste best om de mondgezondheid in Nederland tot de beste ter wereld te maken. En ja, dankzij de ‘heroïsche’ tandartsen, kan je nu je leven lang vaste tanden en kiezen hebben met een stralende glimlach, niet verkeerd toch?”
Albert Feilzer
directeur Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA)
„De Nederlandse mondzorg behoort nog steeds tot een voorbeeld van één van de goedkoopste en goedwerkende mondzorgsystemen ter wereld. De mondgezondheid van de Nederlander staat gemiddeld op goed niveau. Dit laat helaas onverlet dat cariës nog steeds voorkomt en zelfs in toenemende mate. Omdat cariës als ziekte wordt veroorzaakt door hoge suikerconsumptie in combinatie met onvoldoende mondhygiëne is de ziekteclassificatie inmiddels van een infectieziekte veranderd in een levensstijlziekte. Helaas heeft cariës met andere levensstijlziekten als diabetes en obesitas gemeen dat het erg moeilijk is om mensen hun gedrag duurzaam te laten veranderen. Dat vergt veel kennis, vaardigheden en vooral tijd en aandacht.
„Het Nederlandse zorgstelsel is voornamelijk gericht op patiënten die een mondzorgpraktijk bezoeken. De tandarts en mondhygiënist kunnen daarom alleen de zorg kwijt aan mensen die naar de praktijk komen. In toenemende mate blijkt dat kinderen, ondanks het feit dat voor hen de mondzorg volledig verzekerd is, niet of te laat naar de tandarts gaan.
„In Amsterdam zijn wij bezig het curriculum te herzien. Van een moderne tandarts mag je volgens mij ook verwachten dat hij aandacht heeft voor degenen die niet in de praktijk komen. Er lopen in Amsterdam tienduizend kinderen rond die niet bij de tandarts komen. Dat is een groot probleem waar nodig iets aan moet gebeuren. Een groot deel van de problemen ontstaat door het niet verzekerd zijn van de mondzorg voor volwassenen wat al jaren leidt tot een grote tweedeling in de Nederlandse maatschappij.
„Ik blijf het overigens vreemd vinden dat het ministerie inzet om de mondhygiënist te laten boren waardoor je het perspectief van de enige voor preventie echt goed opgeleide hulpkracht daarmee van preventie naar curatie richt. Mijn conclusie is de lans die gebroken wordt voor meer preventie in het NRC-artikel niet door Volksgezondheid wordt onderkend.”
Hellen Blom
voorzitter Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK)
„Wij kindertandartsen zijn een groot voorstander van meer aandacht voor preventie. De Nexo-methode is vertaald naar de Nederlandse situatie in de methode Gewoon gaaf!. Helaas wordt deze methode nog maar in relatief weinig tandartspraktijken toegepast. Het gaat om zorg op maat, waarbij de een aan een of twee keer advies voldoende heeft en de ander meer tijd nodig heeft om het goed te leren.
„Ik zeg niet dat iedere praktijk in Nederland Gewoon gaaf! zou moeten gebruiken, maar wel dat praktijken in ieder geval moeten zorgen dat ze een visie ontwikkelen op preventie, zodat resultaten beter geëvalueerd kunnen worden, wat leidt tot een verbetering van het systeem.
„Een groot knelpunt is dat circa een kwart van de kinderen niet bij de reguliere tandarts komt. Ook komen kinderen nog vaak veel te laat naar de tandarts, als er al veel schade aan hun gebit is ontstaan. Ze gaan pas als ze pijn hebben of wanner er zichtbare gebreken zijn ontstaan. Het is best heel lastig deze groep te bereiken, hun ouders zijn zelf niet verzekerd voor tandheelkundige kosten of ze weten soms niet dat de behandeling van hun kinderen onder de basisverzekering valt.
„Zoals het NRC-artikel ook zegt is niet alleen de mondzorg maar de hele gezondheidszorg bezig die omslag te maken van het behandelen van ziekte naar het voorkomen van ziekte. Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat het lonend is meer te investeren in preventie. Je zult nooit 100 procent resultaat bereiken, want het staat of valt ook met hoeveel mensen je weet te bereiken en hoe je het kunt toepassen.”
Wolter Brands
voorzitter Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT)
„Tandartsen in Nederland zijn verdeeld in twee scholen als het aankomt op hoe om te gaan met gaatjes in het gebit van kinderen. De ene school zal eerder boren en vullen, de andere zal liever langer afwachten, omdat het gaatje zich nog kan herstellen. Allebei willen ze hetzelfde bereiken: namelijk een beter mondgezondheid.
„Het NRC-artikel suggereert dat tandartsen niet zo veel aan preventie doen omdat ze het niet aantrekkelijk vinden en het nooit in hun opleiding hebben geleerd. Maar tandartsen doen wel degelijk aan preventie. Het is volslagen onnodig om de tandarts zwart te maken. De strekking van het verhaal blijft ook overeind zonder de verwijten.
„Ontzettend veel tandartsen zijn het erover eens dat preventie belangrijk is. In mijn optiek zal preventie op de lange termijn ook goedkoper zijn. Maar we moeten niet één theorie heilig verklaren. Het is afhankelijk van de omstandigheden welke behandeling je kiest. De eerste gedachte bij een kind met cariës is dat je geen boor moet gebruiken, maar er kunnen omstandigheden zijn dat het toch moet doen, bijvoorbeeld om te voorkomen dat andere kiezen tanden verkeerd gaan staan door een groot gat in een kies of tand.”
Katarina Jerkovic-Cosic
lector Innovaties in Preventieve Zorg van de Hogeschool Utrecht
„Preventie in de mondzorg moet zeker beter. Wat mij betreft moet je heel vroeg beginnen met preventie. Het is immers makkelijker goed gedrag aan te leren dan slecht gedrag af te leren. Daarom moet de preventie al bij het doorbreken van eerste tandjes beginnen, zoals ook in het artikel wordt opgemerkt.
„Op dit moment loopt er een onderzoeksproject „Gezonde peutermonden” waarbij mondzorgcoaches al op de consultatiebureaus begeleiding en advies geven over gebitsverzorging en voeding. We hopen zo tijdig meer jeugd te bereiken. Van de 4-jarigen bezoekt slechts eenderde de tandarts. De bezoekerstrouw aan het consultatiebureau ligt veel hoger, op 95 tot 98 procent. Hier liggen vooral de kansen om kinderen uit de lage sociaal-economische groepen te bereiken.
„Ouders en jeugdgezondheidszorg zijn enthousiast, maar of het effectief is kunnen we pas in 2020 beoordelen. Verreweg de meeste mondzorgcoaches in ons project zijn mondhygiënisten. Zíj zijn vooral op preventie gericht en hebben vaak affiniteit met jonge kinderen.”
Aukje de Vries
Lid Tweede Kamer VVD
„Als je als kind goed voor je gebit zorgt scheelt je dat als volwassene veel ellende. Maar kinderen weten zelf natuurlijk niet hoe dat moet en slaan niet spontaan aan het poetsen. Daarom moeten er drie dingen gebeuren:
„Tandartsen en andere zorgverleners moeten ouders actiever voorlichten over het belang van goed poetsen en het op tijd bezoeken van de tandarts met je kinderen. Ook moeten ouders er meer op worden gewezen dat kinderen automatisch zijn verzekerd voor de tandarts. Ouders moeten daar ook echt gebruik van maken.
„Ten tweede moet suikers in voedingsmiddelen worden verminderd. Suikers zijn verschrikkelijk slecht voor je tanden en dragen bovendien bij aan overgewicht. Wij verwachten van het ministerie van Volksgezondheid en de industrie dat zij hierover afspraken maken.
„Uiteindelijk willen we dat tandartsen net als andere zorgverleners worden betaald voor de resultaten die ze boeken. Niet voor het aantal behandelingen. Dat geeft een prikkel om meer aandacht te hebben voor preventie. Maar dat kost tijd. Daarom moeten we vooral niet wachten met meer aandacht voor goed poetsen, regelmatig tandartsbezoek en goede voeding.”
Ivo Koenen
inkoper Mondzorg bij zorgverzekeraar CZ
„Wij zien ook het grote belang van meer preventie. Ik heb er geen moeite mee om nu meer uit geven in de basisverzekering, als je er later op kunt besparen op het gebied van restauratie van het gebit. Er zit helaas een perverse prikkel in het vergoedingensysteem, waardoor de tandarts die veel vult uiteindelijk het meeste geld overhoudt.
„In 2014 is CZ daarom een pilotproject begonnen met tien praktijken die werken volgens de methode ‘Gewoon Gaaf!’. We spraken af dat zij vijf procent toeslag kregen om meer te doen aan preventie. Inmiddels hebben we het project uitgebreid naar 70 praktijken in het hele land. Samen met ACTA en vereniging Ivoren Kruis willen we aantonen dat het nuttig is meer aan preventie te doen. Het lastige van preventie is dat het resultaat van de inspanningen pas over vijf tot tien jaar zichtbaar is. Laat dit echter geen reden zijn om het niet te doen.
„Dat zeven op de tien gaatjes te voorkomen zijn , zoals uit het onderzoek van Vermaire bleek, geldt denk ik alleen onder ideale omstandigheden. In de werkelijkheid heb je bijvoorbeeld te maken met onwillige ouders, kinderen uit lage sociaal-economische milieus. Ik denk dat je daarom al blij mag zijn als je met extra preventie 20 procent van de gaatjes kan voorkomen. Dat is natuurlijk ook al een uitstekende score.”
13-02-2018 – Weg met de heroïsche tandarts
Overgenomen uit NRC van 16 februari 2018
Door Sander Voormolen, Illustratie Vanessa Mckeown
Preventie
Zeven van de tien gaatjes in een gebit zijn te voorkomen. Door kinderen en hun ouders te leren hoe je goed moet tandenpoetsen en met eventueel een aanvullende fluoridebehandeling. En toch doen tandartsen in Nederland veel te weinig aan preventie.
Eén gaatje in een tand of kies kost, bekeken over iemands hele leven, rond de 2.000 dollar (1.600 euro). Dat blijkt uit onderzoek van een Amerikaanse verzekeraar. Tegelijk is wetenschappelijk aangetoond dat de meeste gaatjes met relatief simpele methoden te voorkomen zijn. Door kinderen en hun ouders te leren hoe je zorgvuldig moet tandenpoetsen en indien nodig een aanvullende fluoridebehandeling te geven, zijn zeven van de tien gaatjes te voorkomen.
En toch doen tandartsen in Nederland veel te weinig aan preventie.
Goedbedoelde, maar kleinschalige projecten als ‘Trammelant in tandenland’, ‘Hou je mond gezond’, ‘Toothcamp’ en ‘Tandje Extra’ zetten te weinig zoden aan de dijk. Zulke preventieinitiatieven worden pas een succes als bijna alle tandartsen in het land gaan meedoen. Daarvoor moet de overtuiging van de beroepsgroep veranderen. En het vergt een omslag in de opleiding van tandartsen en vooral: in de financiering van de tandzorg.
Onthutsend beeld
Cijfers binnen de tandzorg schetsen een onthutsend beeld. Naar schatting tien procent van de Nederlandse kinderen onder de vijf jaar lijdt aan ernstige cariës, dat wil zeggen dat al meer dan zes tanden of kiezen in hun melkgebit zijn aangetast. Dat kan serieuze gevolgen hebben voor het dagelijks functioneren. En ook nadat deze kinderen hun gebit gewisseld hebben blijft het volwassen gebit vaak problematisch, immers het poetsgedrag blijft ongewijzigd. En in 25 jaar tijd is daarin niets veranderd, concluderen de auteurs van een alarmerend artikel in het Nederlands Tandartsenblad (mei 2016). Van alle kleuters van 5 jaar heeft 41 procent tenminste één gaatje.
Het is een blamage, zegt gepensioneerd tandarts James Huddleston Slater, die samen met zijn collega Jo Frencken contact met deze krant heeft gezocht in een poging de impasse te doorbreken. „Cariës is een gedragsziekte”, zegt hij. „We weten al decennia hoe we aantasting van het gebit kunnen voorkomen, maar te veel tandartsen grijpen pas echt in als er al schade is.”
Het kan anders. „Vanaf het eerste tandje in het gebit van een jong kind moet alles erop gericht zijn het gebit gezond te houden”, zegt Jo Frencken. „Er is meer winst te behalen met het voorkomen van ziekte dan met het behandelen van ziekte. Dat geldt overal in de zorg, maar met name in de tandheelkunde.”
Een gaatje vullen is vaak nog maar het begin van een jarenlang traject van nieuwe reparatiekosten, zegt hij. „Na een aantal jaren moet de vulling vervangen worden, of moet er een (dure) kroon op de tand of kies geplaatst worden. Als er niet goed voor wordt gezorgd komt de al dan niet gevulde tand of kies in steeds slechtere conditie. Soms is daardoor een kostbare wortelkanaalbehandeling nodig. Als de kies of tand niet meer te redden is moet hij eruit en krijgt de patiënt vaak een implantaat – wat op zichzelf nog duurder is dan alle voorgaande behandelingen bij elkaar opgeteld.”
Het wonder van Nexø
Dat met preventie heel goede resultaten te behalen zijn, werd voor het eerst duidelijk in wetenschappelijk onderzoek in Denemarken. Het staat bekend als het wonder van Nexø, naar het gelijknamige plaatsje op het afgelegen Deense eiland Bornholm, even ten zuiden van Zweden. Daar werd een systeem van risicopunten ingevoerd, aan de hand waarvan de tandarts kon bepalen of kinderen en hun ouders vaker moesten terugkomen voor meer instructie en uitleg over hoe schade aan het gebit te voorkomen. „Na achttien jaar hadden kinderen uit Nexø tachtig procent minder gaatjes, terwijl de reductie in gaatjes onder kinderen uit Deense controlegemeenten slechts dertig procent was”, zegt Erik Vermaire, tandarts en onderzoeker bij TNO in Leiden. Vermaire promoveerde vijf jaar geleden op een herhaling van dat Deense onderzoek in Nederlandse tandartspraktijken. „De uitkomst van Nexø-studie was destijds zo spectaculair, dat referenten de uitkomst niet geloofden. Daardoor heeft het wel twee jaar geduurd voordat de onderzoekers het gepubliceerd kregen.”
De resultaten van Vermaires herhalingsonderzoek waren iets minder spectaculair. Dat is ook logisch, zegt hij, „want in vergelijking met de jaren tachtig was de gezondheid van het gebit van kinderen sowieso al beter. Maar er is nog veel meer te behalen. Het is zo simpel – dit is echt geen rocket science .”
Op basis van het onderzoek van Vermaire heeft de vereniging het Ivoren Kruis in Nederland de preventiemethode „Gewoon Gaaf!” ontwikkeld. Het bestaat uit een stappenplan voor kinderen van 0 tot 18 jaar waarbij ook weer via een puntensysteem kan worden nagegaan of ouders en hun kinderen gemaakte zelfzorgafspraken nakomen, of dat zij daarbij meer ondersteuning nodig hebben. Zo’n tien procent van de tandartspraktijken werkt er al mee, zegt Vermaire. „De eerste resultaten van het onderzoeksproject Gigagaaf verwachten we in 2021. In dit project stimuleert het consultatiebureau ouders van kinderen van zes maanden om naar een praktijk te gaan die volgens de methode Gewoon Gaaf! werkt. We zijn erg benieuwd naar de resultaten.”
Cariës (tandbederf) staat in het nationale lijstje aandoeningen die de grootste kostenposten vormen op plaats vier. Volgens cijfers van het RIVM werd er in 2011 2,3 miljard euro uitgegeven aan cariës, en daarbij komt nog 461 miljoen euro die tandeloosheid kostte, vermoedelijk ook door cariës. Dit komt neer op krap 3 procent van de totale zorguitgaven in Nederland, dezelfde orde van grootte als de uitgaven in de huisartsenzorg. Onnodig kostbaar, vinden deskundigen.
„Cariës is de meest voorkomende onomkeerbare aandoening bij kinderen in Nederland”, zegt epidemioloog Annemarie Schuller van TNO in Leiden. „Slechts 57 procent van de vijfjarige kinderen van laagopgeleide ouders had in 2011 een gaaf melkgebit; bij kinderen van hoogopgeleide ouders was dat 70 procent. Bij 23-jarigen zijn deze percentages respectievelijk 11 procent en 22 procent. „Aangezien cariës nagenoeg volledig te voorkomen is, schiet de preventie dus overal nog te kort.”
Het lastige is dat praktijken de omschakeling van curatieve zorg naar preventieve zorg nog grotendeels zelf moeten bekostigen. Dat komt omdat het gevestigde vergoedingensysteem in Nederland is gebaseerd op ‘handelingen’ van de tandarts. „De huidige vergoedingen zijn gebaseerd op een systeem uit de Tweede Wereldoorlog”, zegt Huddleston Slater. „Destijds hadden Nederlanders heel slechte gebitten, dus was de aanpak van redden wat er te redden valt zo gek nog niet. Tegenwoordig zijn de Nederlandse gebitten veel gezonder. Velen poetsen nu dagelijks met fluoridetandpasta en matigen hun suikergebruik, waarmee heel goed voorkomen kan worden dat mensen een slecht gebit krijgen. Maar helaas gebeurt er nog veel te weinig.”
Het is een dilemma dat verzekeraars niet gaan oplossen, zegt Huddleston Slater, die 31 jaar parttime werkte als adviserend tandarts bij enkele zorgverzekeraars. Inmiddels is hij twee jaar met pensioen. „De meeste declaraties, tot wel 70 procent, komen van het verhelpen van gaatjes. Maar gaatjes hoeven helemaal niet te ontstaan als de preventie op orde is. Er zijn absurde wanverhoudingen in de kostenposten van de Nederlandse tandzorg. Ik heb daar in mijn carrière vaak op gewezen. De zorgverzekeraars hebben hun rekenmeesters aan de slag gezet en kwamen tot de conclusie: het levert ons niets op. Immers als het gebit gezond blijft, zijn er minder risico’s om te verzekeren. De verzekeraar schiet dan in eigen voet.”
Wat zou moeten gebeuren is dat tandartsen beloond worden naar resultaat, dus bijvoorbeeld een beloning krijgen per gaaf gebit in hun praktijk. Huddleston Slater: „Als je de preventie de spil van de praktijk maakt, ga je het resultaat over twee of drie jaar zien. Die kwaliteit moet je kunnen meten. Uiteindelijk levert dat goedkopere zorg.”
Maar dat is nog een lastige puzzel, want niet overal in Nederland zijn de gebitten even gezond. Daardoor zal een tandartspraktijk in een achterstandswijk hierin al meteen in het nadeel zijn ten opzichte van een praktijk in een rijk dorp met hoogopgeleide inwoners. Er moet dus een slimme verdeelsleutel komen, en de overheid moet daar de regie in nemen.
„Het is echter pas mogelijk doelmatig en effectief beleid te formuleren als er epidemiologische gegevens beschikbaar zijn over de mondgezondheid van de populatie in Nederland”, zegt Annemarie Schuller van TNO. Maar ook dat is een knelpunt, zegt ze. „Onderzoek naar bijvoorbeeld implantaten, wordt veel gemakkelijker bekostigd. Immers, de industrie is daarin geïnteresseerd. Het gaat om een beperkte groep patiënten. Het effect van preventie daarentegen geldt voor de hele populatie maar omdat het onderzoek lang duurt en het geen sexy technische handelingen betreft, wordt dit soort onderzoek mondjesmaat gefinancierd.”
Niet sexy genoeg
Er is al wel een klein beetje ten goede veranderd, tandartsen kunnen sinds een paar jaar de tijd die zij besteden aan ‘poetsinstructies’ bij de verzekeraar declareren. Huddleston Slater: „Op dit moment leggen veel tandartsen uit hoe je je gebit optimaal kunt schoonmaken, maar het gebeurt vaak niet met overtuiging. Tandartsen vinden het niet sexy, dus het wordt vaak overgelaten aan de preventie-assistent. En er is haast geen controle op of iemand de instructies wel opvolgt.”
De weerstand heeft ook te maken met de heroïek van het vak. Vermaire: „Op een feestje vertel je niet zo gauw: ik heb weer gaatjes voorkomen door een goede uitleg te geven. Dan maakt het verhaal over die tand die je hebt kunnen redden met een geavanceerde brug meer indruk.”
Een goede tandzorg moet al bij baby’s beginnen. Ouders van pasgeboren kinderen zijn het meest ontvankelijk voor adviezen. „Zaken die zij bij de eerste hebben geleerd passen ze automatisch toe bij volgende kinderen. Op het moment dat de eerste tandjes doorbreken moeten de ouders gaan tandenpoetsen. Niet pas als het kind met vast voedsel begint, zoals veel ouders schijnen te denken. Hier is nog veel voordeel te behalen. Het kind moet als het ware zelf tot zijn eigen tandarts worden opgeleid. De winst zal zich nog versterken als deze generatie hun goede gebitsverzorging ook weer aan hun kinderen doorgeeft.”
Uit cijfers van het CBS bleek dat in 2016 nog geen eenderde van de kinderen onder de vijf tenminste een keer in zijn leven de tandarts heeft bezocht. Het merendeel van de ouders lijkt niet te weten dat hun kinderen tot 18 jaar gratis tandartszorg genieten via de basiszorg.
Vertrouwd met de boor
Een tandarts doet wat hij geleerd heeft, benadrukt Frencken. „In het begin van het eerste studiejaar wordt een tandheelkundestudent al vertrouwd gemaakt met de boor. Maar ze kunnen beter beginnen met aanleren het gebit van hun patiënten gezond te houden. In het curriculum moet de mindset van de aankomende tandartsen worden aangepast aan de resultaten van het onderzoek. De universiteit moet dat oppakken. En ook de nascholing van tandartsen is nog vooral gericht op curatie in plaats van preventie.”
„Ja”, valt Huddleston Slater in, „Studenten tandheelkunde krijgen al te horen: je studieschuld en de investering in een nieuwe praktijk ga je straks terugverdienen met verrichtingen.”
Tandartsen hebben van alle afgestudeerden de hoogste studieschuld opgebouwd; gemiddeld 30.000 euro. Huddleston Slater: „Een net afgestudeerde tandarts verdient 5.000 euro per maand. Dat is ruim het dubbele van een jonge arts, die 2.000 of 2.500 euro per maand krijgt. Beginnend tandartsen hebben geïnvesteerd in dure apparatuur en die moet dan dus ook gebruikt worden. Al borend halen ze hun investeringen eruit, preventie loont niet.”
Huddleston Slater benadrukt dat hij er niet op uit is tandartsen hun boterham af te pakken: „Maar ik wil er wel op wijzen dat het heel lastig is voor jonge mensen om de druk te weerstaan. Geld stuurt de geleverde zorg en preventie loont niet. En al helemaal niet in de nieuwe organisatie in groepspraktijken, waar jonge tandartsen een percentage van de omzet krijgen. Dat gaat richting lopendebandwerk, een banale manier om geld te verdienen. Niets dodelijker dan dat voor een goede zorg.”
Tandartsen moeten naast hun nieuwe rol als coach ook anders gaan werken wanneer er toch een behandeling noodzakelijk is, vindt Frencken. Hij is een van de grondleggers van de atraumatische tandheelkunde, gaatjes met handinstrumenten schoonmaken en met glasionomeer repareren. Dat geeft veel minder pijn, waardoor verdoving vaak niet noodzakelijk is en brengt dus veel minder angst voor de tandarts met zich mee. „De boor is soms noodzakelijk”, zegt Frencken, „maar een tandarts zou patiënten zoveel mogelijk zonder boren moeten behandelen. Er wordt veel te veel gedacht in hoogwaardige technologie als oplossing van gebitsproblemen, maar het is in eerste instantie natuurlijk zaak dat je ze kunt voorkomen.”
Vermaire valt hem bij: „Ik ben op gegroeid in een tijdperk waarin het beleid nog was om alle cariës weg te halen. Alles moest gevuld: brandschoon en keihard. Dat paradigma is achterhaald. We weten inmiddels dat tanden en kiezen veel meer regeneratievermogen hebben dan we ooit voor mogelijk hebben gehouden. Als een beginnend gaatje goed schoongehouden wordt kan het proces van aantasting stoppen en is dus een gaatje voorkomen.”
Het KIMO, het kwaliteitsinstituut voor de mondzorg, is bezig met het schrijven van een richtlijn Mondzorg jeugdigen, waarin ook de preventie een rol krijgt. Die zal naar verwachting dit jaar uitkomen.
6x Gebitsverzorging
FLUORIDETANDPASTA
Tenminste twee keer per dag zorgvuldig poetsen met fluoridetandpasta. Twee minuten poetsen is het minimum. De tandpasta mag je wel uitspugen, maar je moet de mond niet naspoelen. Zo kan de fluoride nog even doorwerken.
POETSINSTRUCTIE
Tandenpoetsen is een secuur karweitje. Iedereen moet het leren bij een poetsinstructie van de tandarts of mondhygiënist. Instructie alleen is niet voldoende, er moet ook gecontroleerd worden in hoeverre de patiënt de adviezen opvolgt.
HULP OUDERS
Ouders moeten bij hun kinderen beginnen met poetsen zodra het eerste tandje doorkomt. Tot een leeftijd van tien jaar oud moeten ouders de kinderen helpen, en napoetsen.
TANDENSTOKERS
Tandenstokers of speciale raggertjes zijn goed om ook op plaatsen tussen de tanden schoon te maken, waar de tandenborstel niet zo snel komt. Flossen kan ook werken, maar is erg lastig om goed te doen.
MINDER SUIKER
Aantasting van het tandglazuur voorkom je het best door de blootstelling aan suiker zoveel mogelijk te beperken. Dus geen suiker in de thee of koffie, beperkt frisdrank en niet voortdurend snoepen. Een vuistregel: niet meer dan 7 eetmomenten op een dag.
TANDARTSCONTROLE
Ga regelmatig naar de tandarts voor controle. Voorheen gold standaard voor iedereen de halfjaarlijkse controle, maar dat kan beter individueel bepaald worden in overleg met de tandarts. Voor de ene patiënt is het nodig om vaker op controle te komen, de ander kan gerust een jaar wegblijven.
Overgenomen uit NRC van 16 februari 2018
13-02-2018 – Cavex alginaat, Dental Advisor award winning product
8-1-2018 – Kiezen trekken bij de nachtopvang
Tandarts voor daklozen
De tandartsenbus in Den Bosch biedt basiszorg aan onverzekerde daklozen. Tandarts Hans van den Berg: „Gebruik je medicatie? Alleen een joint zeker.”
Door onze redacteur Frederiek Weeda in NRC Handelsblad
De jongste dakloze van vandaag is 27 jaar. Bleek gezicht, vlassig baardje, hand geklemd tegen zijn wang. Hij heeft er pijn en een dikke keel, zegt hij zacht tegen tandarts Hans van den Berg. „Ga maar zitten jongen, eens even kijken.” Hij ziet het al: een kies is afgebroken en een heeft een gapend gat. „Die zal ik allebei moeten trekken.” De jongen knikt.
Dit is de derde keer dat de tandartsen-bus er staat. Op de stoep van een winkelstraat in Den Bosch. Binnen is een compleet ingerichte tandartsenpraktijk, op het dak klettert de regen. Nou ja, compleet. Hans van den Berg (63) en zijn assistent geven basiszorg aan daklozen die onverzekerd zijn. Ingewikkelde behandelingen doen ze niet, alleen „ernstigste nood” lenigen. Gaten vullen en als die te groot zijn – hup, de hele kies eruit.
Er staan vandaag achttien patiënten op de lijst, voor iedere patiënt heeft Van den Berg bijna een kwartier. Het is dankbaar werk. De daklozen komen binnen met pijn en vertrekken zonder. Voordat deze bus er was, gingen ze nooit naar de tandarts. Hij staat geparkeerd vlak bij de nachtopvang, waar al weken een lijst hangt zodat men zich kon inschrijven.
Patrick (43, atletisch gebouwd, korte kop) is zenuwachtig. Hij heeft al een half jaar last van zijn kies. Maar hij durft amper in de stoel te gaan liggen. Die kies moet eruit, zegt Van den Berg nadat hij even heeft gekeken. Hij verdooft hem en begint te wrikken. Patrick grijpt zich vast aan de stoel, zijn hoofd en nek lopen rood aan van de spanning. „Rustig maar, ik doe je geen pijn”, verzekert Van den Berg.
„Ik had nog geblowd van tevoren”, zegt Patrick verontschuldigend. Maar de zenuwen bleven. Hij moet naar de apotheek, zegt Van den Berg achteraf, om antibiotica te halen. Patrick is hartpatiënt en er zouden bacteriën van de getrokken kies via het bloed naar zijn hartklep kunnen gaan.
Kiespijn
Het duurde even voordat initiatiefnemer Hans Schleiffert geld voor dit daklozen-tandartsenspreekuur had gevonden. Hij is verpleegkundig specialist in een huisartsenpraktijk in Den Bosch. Elke week wordt daar een spreekuur voor daklozen gehouden en het viel hem op dat ze vaak kiespijn hebben. „Maar pijn went en naar de tandarts gaan staat laag op de prioriteitenlijst. Zeker als je niet weet waar je gaat slapen die avond”, zegt Schleiffert.
Wie zou de tandarts voor deze mensen kunnen betalen? Een zorgverzekering hebben ze meestal niet, laat staan een aanvullende tandheelkundeverzekering. Schleiffert vroeg een grote zorgverzekeraar, die weigerde. Past niet bij hun taak, schreven ze. Maar toen kreeg hij de gemeente Den Bosch zo ver. Drie ochtenden hebben ze dit jaar betaald, 1.000 euro per keer. In 2018 worden dat vier ochtenden.
Ziggi, een slanke Nigeriaanse man, heeft klappen gekregen. Kaak gebroken. Sindsdien zitten er pinnen in zijn kaak die de boel bij elkaar houden. En die pinnen steken weer in zijn wang. Het doet pijn, vertelt hij vanuit de tandartsstoel. „Hebben we was”, vraagt Van den Berg. „Hè, nee, we hebben geen was. Anders had ik een waslaagje op je wang kunnen brengen. Als je weer in het ziekenhuis komt voor die pinnen, vraag dan even of ze een waslaag aanbrengen.”
Streetwise
Van den Berg werkt voor een stichting die alleen maar ‘bijzondere groepen’ bedient: gehandicapten, verstandelijk beperkte jongeren en nu dus ook daklozen. Omdat dat lastiger is dan ‘gewone’ mensen behandelen, wordt hij per uur betaald en niet per verrichting. „Veel licht verstandelijk gehandicapten kunnen handig praten, ze zijn streetwise . Je ziet niks aan ze en de zinnen flitsen eruit. Maar een afspraak nakomen, een rekening begrijpen – dat lukt niet.”
Peer (32) komt binnen. Een grote Bosschenaar in trainingspak. Zilveren armband om en gel in zijn haar. „Wow”, zegt Van den Berg. „Je hebt een heel groot gat. Op een zenuw. Geen wonder dat dat pijn doet. Er moeten twee kiezen uit.” Peer: „Hier heb ik nog een gat, dokter! Ik hou niks over.” Ze grappen wat, Van den Berg is een hartelijke man. „Gebruik je nog medicatie, Peer? Alleen een joint zeker?” Peer lacht. Bij het vertrek bedankt hij de tandarts veelvuldig.
En dan is er Hans (62). Een keurige man met een sjaaltje en een ribfluwelen broek. Hij heeft een vulling die los zit, en een gat. En als hij iets kouds drinkt, doet het pijn, vertelt hij. „Verder nog wensen?”, vraagt Van den Berg als hij klaar is met de behandeling. „Ja. Of je 100.000 euro wilt overmaken”, zegt Hans.
21-12-2017 – Prijzen tandtechniek
Per 1 januari 2018 zijn tandartspraktijken verplicht om tandtechnische tarieven op hun website te publiceren.
Goedegebuure tandtechniek is altijd open geweest over de prijzen en heeft al jaren een uitgebreide prijslijst op de website staan.
Een directe link naar prijslijst op de website van Goedegebuure tandtechniek is https://www.goedegebuure.nl/over-goedegebuure/prijzen/
Doe er uw voordeel mee en link onze prijslijst aan uw website.
25-10-2017 – Regelmatig of soms nachtwerk doen verhoogt risico op diabetes en hart- en vaatziekten.
“Eigenlijk zijn er ideale voorwaarden waar je aan moet voldoen, wil je die perfecte nachtrust krijgen”, vertelt Laura Rigter van de Hersenstichting. Uit onderzoek blijkt dat we in Nederland wel genoeg slapen, maar niet góed genoeg. Een overzicht van de do’s en don’ts over slapen.
Allereerst moet je ervoor zorgen dat je overdag voldoende daglicht te zien krijgt, zodat je biologische klok weet wanneer je moet gaan slapen. “Je lichaam weet dan dat het langzaam moe moet worden als het buiten donkerder wordt”, legt Rigter uit.
Overdag moet je geen dutjes doen. Of vermijd dutjes in ieder geval na 12.00 uur ’s middags. “Voor 12.00 uur kan een uitzondering gemaakt worden, maar daarna niet meer. Hoe later je een dutje doet, hoe slechter je in slaap komt ’s avonds.”
Sporten is ontzettend goed, maar niet meer laat in de avond. Sport tot maximaal een uur voordat je wil gaan slapen. “Als je daarna nog gaat sporten, ben je minder moe. Door het sporten komen allemaal stoffen vrij die je energie geven”, zegt Rigter.
lees meer op: https://nos.nl/artikel/2193578-we-slapen-dus-slecht-maar-wat-kunnen-we-daaraan-doen.html
18-08-2017 – NUcheckt: Is koolzuurhoudend water slecht voor je gebit?
NU.nl checkt dagelijks berichten die rondgaan op Facebook op hun betrouwbaarheid. Bewering: Water met koolzuur doet je tanden verrotten en kan je dik maken.
Oordeel: Niet waar
Op 31 juli verschijnt op de website van NPO Radio 1 het artikel ‘Waarom water met koolzuur niet goed voor je is’. Zoals de titel doet vermoeden, komt bruisend water als Spa Intense (voorheen Spa Rood) er in het stuk niet goed vanaf. Het zou slecht zijn voor je tanden en bovendien zou je er dik van kunnen worden. Sindsdien wordt het artikel veelvuldig gedeeld op sociale media. De tekst werd ook op Radio 1 voorgelezen.
Waar komt het vandaan?
Het stukje is gebaseerd op een artikel uit de Britse krant Daily Mail van 26 april 2017. Daarin stelt een tandarts dat koolzuur tanderosie kan veroorzaken wat op den duur kan leiden tot gele en gebroken tanden. In het artikel wordt koolzuurhoudend water in dezelfde categorie gestopt als cola light, met een pH-waarde van 3. In het artikel van Radio 1 wordt wel een tandarts aangehaald die denkt dat het wel meevalt. De bewering dat je dik kunt worden van bruisend water komt bij The Sun vandaan.
Waarom klopt het niet?
Hoe lager de pH-waarde, hoe zuurder de drank. In je mond is normaal gesproken sprake van een neutrale zuurgraad (pH-waarde 7). Speeksel handhaaft dat niveau en zorgt daarmee dat tandglazuur niet slijt. Bij het drinken van zure dranken, kan de zuurgraad in de mond op een niveau komen dat schadelijk kan zijn voor de tanden.
Henk Brand van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) noemt de stelling dat bruisend water slecht is voor de tanden “ongenuanceerd.” “In Spa Rood zit enkel koolzuur, wat eigenlijk niet zo heel zuur is”, zegt de onderzoeker. “Als je Spa Rood drinkt, zal dat voor een kleine daling van de pH-waarde in de mond zorgen. Maar het speeksel neutraliseert dat vrijwel direct.”
Brand wijst op het verschil met andere koolzuurhoudende dranken als Fanta en cola, waarin nog andere zuren zitten. Zo zijn fosforzuur (cola) en citroenzuur (fanta) met een zuurgraad van rond de 3 pas echt slecht voor de tanden. Dat is moeilijk te neutraliseren door het speeksel. Bij een slok van deze dranken komt de zuurgraad in de mond tot een niveau waarbij tanderosie mogelijk is.
Bij koolzuurhoudend water als Spa Rood is dat niet het geval. Water met koolzuur heeft amper buffercapaciteit, waardoor de zuurheid verloren gaat bij contact met speeksel. “Bij koolzuurhoudend water treedt de neutralisatie zo snel op, dat het bij normaal gebruik geen effect heeft”, zegt Brand. “Schade is bij Spa Rood alleen mogelijk als je het de hele dag door drinkt, maar dat zijn exceptionele gevallen.”
Zwitserse onderzoekers bekeken in 2004 het effect van verschillende dranken op het gebit, door tanden een tijdje te laten liggen in verschillende koolzuurhoudende dranken. De hardheid van tanden had voornamelijk te lijden onder ijsthee en Red Bull. Maar bij koolzuurhoudend water trad er geen verandering op. Ook Britse onderzoekers zagen in 2001 dat tanderosie amper optrad bij veelvuldig contact met bruisend water.
Maakt water dik?
Dan de bewering dat je dik kunt worden van het drinken van bruisend water. Koolzuur zou namelijk het ‘hongerhormoon’ ghreline stimuleren, waardoor je meer gaat eten dan wanneer je normaal water drinkt. Dat zijn bevindingen uit een onderzoek van een Palestijnse universiteit. Hierbij kregen ratten een jaar lang verschillende dranken toegediend. Ratten die koolzuurhoudende dranken kregen, kwamen sneller aan in gewicht. De onderzoekers linkten dat aan het toegenomen niveau van ghreline in het bloed van de ratten.
In een klein vervolgonderzoek kregen twintig mannen in de leeftijd van 18 tot 23 jaar enkele dagen hetzelfde lichte ontbijt, gevolgd door dezelfde dranken die waren gebruikt bij de ratten. De mannen die een koolzuurhoudende drank kregen na hun ontbijt, bleken een hoger ghreline-gehalte te hebben dan de mannen die gewoon water dronken.
“De resultaten impliceren een grote rol van koolzuurgas in frisdranken in gewichtstoename door het stimuleren van een hongerreactie in mannelijke zoogdieren”, schrijven de onderzoekers in de conclusie.
Het onderzoek was voornamelijk gericht op ratten en is daarna op zeer kleine schaal uitgevoerd op twintig jonge mannen. De resultaten kunnen dus niet worden vertaald naar alle mannen. Vrouwen kwamen in het onderzoek helemaal niet voor. Bovendien is in het onderzoek niet speciaal gekeken naar het effect van koolzuurhoudend water, terwijl in nieuwsberichten die suggestie wel werd gewekt.
Conclusie
De claim van een tandarts wordt prominent gebracht in de artikelen. Hij onderbouwt zijn stelling niet met wetenschappelijke resultaten. Dat zal ook moeilijk gaan, want de onderzoeken die er zijn, bewijzen het tegendeel. In werkelijkheid heeft koolzuur amper effect op het gebit.
Daarnaast is de stelling dat je dik kunt worden van het drinken van koolzuurhoudend water te kort door de bocht. Het onderzoek richtte zich vooral op ratten. We beoordelen het bericht met de misleidende titel ‘Waarom water met koolzuur niet goed voor je is’ daarom als onwaar.
26-6-2017 – Zelfs de tandarts weet niet altijd waarom hij verstandskiezen trekt
Verstandskiezen leveren mensen meer last op dan lust. Moet je ze laten zitten of preventief laten trekken?
Ongeveer 200.000 verstandskiezen worden er jaarlijks in Nederland getrokken of weggeopereerd. En voor veel van die kiezen geldt: niemand weet of hun verwijdering zinvol was.
Enerzijds is dat niet erg, want verstandskiezen hebben geen functie. Anderzijds kan het problematisch zijn, want trekken of opereren kan vervelende bijwerkingen hebben. Zoals een kaakontsteking of een tijdelijke of blijvende uitval van het gevoel in onderlip en kin, doordat een zenuw beschadigd raakte.
Trekken kan ook nuttig zijn: een verkeerd groeiende verstandskies kan zo krap in de kaak zitten dat hij buurkiezen aantast. Dan moet de verstandskies er op oudere leeftijd alsnog uit, met een vergrote kans op complicaties.
„Doordat goed onderzoek ontbreekt, blijft die onzekerheid voorlopig bestaan”, zegt mond-kaak-aangezichtschirurg Hossein Ghaeminia van het Nijmeegse Radboudumc. „Maar we kunnen tegenwoordig wel beter voorspellen wie de meeste kans heeft op latere problemen, of op complicaties door de ingreep. Een persoonlijke afweging is dus het best.” Ghaeminia promoveert vrijdag op de aanpak van problematisch groeiende verstandskiezen. Hij besluit zijn proefschrift met een beslisboom voor wel of niet ingrijpen.
Rokers, mensen ouder dan 26 jaar, vrouwen, mensen met een slecht werkend afweersysteem of een slechte mondhygiëne hebben wat meer kans op problemen na een verstandskiesverwijdering. Als de kies diep in het kaakbot groeit, als er na de operatie veel resten in het kaakgat achterblijven, of als de behandelende arts onervaren is, is de kans op problemen ook groter. En dat is ook zo als de wortel van de kies problematisch dicht bij de lip- en kingevoelszenuw (de nervus alveolaris inferior) ligt.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/06/data16105301-79980a.png)
Computermodel van een onderkaak met een verkeerd groeiende verstandskies. De wortels ervan liggen vlakbij een belangrijke gevoelszenuw. Illustratie Studio Koster van Lienen
„In Canada bestaat zelfs een soort stemwijzer voor verstandskiesuitname”, zegt Ghaeminia. „Die is meer op de patiënt gericht. Je kunt bijvoorbeeld invullen of de kosten op dit moment voor jou belangrijk zijn.”
Overgenomen uit: NRC-Handelsblad 21-7-2017
Nutteloos geworden
Verstandskiezen zijn in de loop van de evolutie nutteloos geworden voor de mens. We hebben er nu meer last van dan lust. In de afgelopen honderdduizenden jaren is het gezicht van de mens gekrompen en is de schedel gegroeid. We hebben meer hersenen, maar minder kauwvermogen. Dat hebben we niet meer nodig nu we niet meer urenlang vezelige voeding vermalen, maar zachter, gekookt voedsel eten. De mens kreeg kleinere kaken.
Ruim een vijfde van de mensen krijgt al geen verstandskiezen meer. „Het idee is dat we bezig zijn onze verstandskiezen te verliezen”, zegt Ghaeminia. „En het kan zijn dat we nog meer tanden of kiezen kwijt gaan raken. Bij ongeveer twee procent van de mensen komen de kleine snijtanden – de voortanden naast de hoektanden – al niet meer voor.”
Verkeerd in de kaak
Het idee dat de verstandskies zijn functie is kwijtgeraakt in de evolutie wordt versterkt doordat bijna bij een kwart van de mensen die kiezen er wel zijn, maar verkeerd in de kaak komen te zitten. Achterover geheld. Of juist een kwartslag naar voren gedraaid, waardoor de kies in de kaak blijft en tegen de onderzijde van de naastliggende kiezen drukt. Die geïmpacteerde verstandskiezen vormen voor medici het grootste probleem. Moeten ze weg, of kunnen ze blijven?
Er zijn grote internationale verschillen. „In de Verenigde Staten is het nog steeds gebruikelijk om bij iedereen alle verstandskiezen weg te halen, hoe ze ook groeien. Vaak al op 13- tot 14-jarige leeftijd”, zegt Ghaeminia. „Maar in het Verenigd Koninkrijk is in 2000 een overheidsadvies verschenen om heel terughoudend te zijn, ook bij geïmpacteerde verstandskiezen. De redenering was: er is geen wetenschappelijk bewijs voor het nut van weghalen, dus moeten we ze laten zitten. Het advies was om alleen na meerdere klachten verstandskiezen weg te laten halen. Het aantal getrokken verstandskiezen nam na 2000 sterk af, maar neemt inmiddels weer toe, omdat verstandskiezen op termijn te veel schade berokkenden aan de aangrenzende kiezen. Er is nu veel kritiek op die richtlijn.”
Je mag dus niet zeggen dat iets een medisch zinloze behandeling is als er geen bewijs voor is, besluit Ghaeminia. „En zo lang dat bewijs er niet is, waarin je ook met persoonlijke factoren rekening houdt, is de persoonlijke afweging het beste.”
Ghaeminia: „Om dit te onderzoeken moet je eigenlijk twee gelijke groepen mensen hebben. Bij de ene groep haal je de verstandskiezen weg. Bij de andere laat je ze zitten. En dan kijk je gedurende 30 jaar wat er gebeurt. Dat is duur en moeilijk. Zo’n studie wordt volgens mij nog nergens gedaan.”
31-5-2017 – College door collega’s is CRKBO erkend
Goedegebuure tandtechniek is onder de naam college door collega’s heel actief op het gebied van tandheelkundige nascholing. Kijk maar eens op onze website www.collegedoorcollegas.nl
Goedegebuure tandtechniek heeft kort geleden de CRKBO erkenning ontvangen.
14-3-2017 – Ik ben 16 en ik slaap niet vóór 2 uur ’s nachts
Veel pubers komen slaap tekort, nu meer dan vroeger. Altijd is er die mobiel, of een goeie tv-serie.

Lisa (16) gaat elke nacht om twee uur slapen. Ja dat is wel laat, zegt ze. Maar eerder lukt gewoon niet. Ze lacht verontschuldigend. Om half acht gaat de wekker. Lisa zit in de vierde klas havo. „Ik heb er geen last van hoor, dat ik zo kort slaap.” Een klasgenoot: „Nou, je ziet er soms heel moe uit.”
Eenderde van de Amsterdamse 15- en 16-jarigen lijdt aan slaaptekort. Een op de vijf 13- en 14-jarigen ook. Vooral meisjes. De cijfers werden vorige week bekend, de GGD had tieners er in 2015 voor het eerst naar gevraagd in het jaarlijks onderzoek Jij en je gezondheid.
Gesprekken met willekeurige tieners op twee middelbare scholen onderschrijven de onderzoeksresulaten. Alle aangesproken tieners vertelden dat ze vaak pas om middernacht of later gaan slapen.
En niet alleen in Amsterdam. Esmee (15) uit het Brabantse Nuenen bijvoorbeeld gaat op doordeweekse avonden vaak pas om twaalf uur slapen, vertelt ze. Dat gebeurt vooral als ze de volgende dag een toets heeft. „Ik wil dan net zo lang doorgaan tot ik het echt ken.”
Weinig slaap, veel eten
Neuroloog en somnoloog Hans Hamburger van het Amsterdam Slaap Centrum (Boerhaave MC) zucht. „Alles na middernacht is veel te laat. Een tiener heeft elke dag negen tot tien uur slaap nodig.” Eigenlijk, zegt hij, moeten tieners op schooldagen al vanaf half elf slapen.
Hamburger ziet in zijn slaapkliniek de extreme gevallen (niet de geïnterviewde meisjes) en somt de gevolgen van te kort slapen routineus op: kinderen kunnen zich minder goed concentreren op school, worden heel druk („pseudo-ADHD”), groeien niet goed en onderdrukken de vermoeidheid dagelijks met zoete energiedrankjes en veel eten (vet voedsel), waardoor ze dikker worden dan normaal. „Vijftien procent van de tieners ontspoort door dat korte slapen. Die zitten de hele dag te suffen op school, iedereen denkt dat ze lui zijn. Ze zakken van vwo naar havo, of lager, en raken gedemotiveerd, worden depressief en kunnen verslaafd raken.”
Zoë bijvoorbeeld zakte op school af. „Ik begon op havo/vwo, bleef zitten en ging naar vmbo-t. Ik bleef nog een keer zitten en nu zit ik op vmbo-kader, derde klas. Ik heb slaapproblemen.” Ze ligt vaak tot twee uur ’s nachts wakker, vertelt ze. „Ik leg mijn telefoon om tien uur weg. Maar ik kan gewoon niet slapen. Ik lig te denken en te draaien.” Lange tijd bleef ze de eerste drie lesuren thuis omdat ze niet uit haar bed kon komen. Dat gaat sinds kort beter. Ze slikt ’s avonds melatonine.
Tot laat netflixen
Wat doet Lisa tussen tien en twee uur ? Soms belt ze met haar vriend. Soms gaat ze een ei bakken. „Ik heb om twaalf uur ’s nachts vaak erge honger”. Ze ligt niet „te appen” met vriendinnen of „te youtuben”, zegt ze. „Ik zet het scherm van mijn telefoon uit.” Vaak ligt ze te denken. „Ik heb ADHD, dat is pas twee jaar bekend. Ik ben druk in mijn hoofd. Als ik Ritalin heb ingenomen ben ik rustiger. En ’s avonds neem ik melatonine, om weer slaperig te worden. Dat haal je gewoon bij de drogist.”
Hamburger ziet het zelfs bij jonge kinderen. „Ik had laatst een jongen van 9 op de polikliniek in het Westeinde slaapcentrum in Den Haag die Concerta slikt tegen zijn drukke gedrag (ADHD) maar er vervolgens niet van kan slapen. Hij kreeg slaappillen om te slapen. Het was zo zielig.”
85.000 5 tot 15-jarigen (4,5 procent van het totaal) slikken dagelijks Ritalin of Concerta, amfetamine die de concentratie bevordert en druk gedrag beperkt. maar volgens de bijsluiter „vaak slaapproblemen veroorzaakt.”
Maar er zijn ook veel tieners die de telefoon ’s avonds níét wegleggen. De Amsterdamse Hafsa (17) gaat op schooldagen om 01.00 slapen. Ook haar wekker gaat om 07.30. Zij zit ’s avonds laat vooral „te netflixen”, vertelt ze. „Series kijken. Heel veel.” Haar schoolprestaties lijden er niet onder, zegt ze, waardoor ze haar korte nachten niet als een probleem beschouwt. „Ik ben gewoon een beetje moe.”
Noa (15), derde klas vmbo, vertelt: „Als mijn moeder er niet is, kijk ik tot één uur netflix. Sense 8, Gilmore Girls, Vampire Diaries. Als mijn moeder er wel is, moet ik om half elf de telefoon wegleggen.”
Uit promotie-onderzoek van Sara Pieters aan de Radboud Universiteit bleek in 2015 dat jongeren die slechter slapen dan leeftijdgenoten later meer alcohol en drugs gebruiken dan de rest. Van te weinig slaap kun je depressief worden en verslaafd raken, zegt ook Hans Hamburger.
Knock-out
Het is normaal dat kinderen in de puberteit later gaan slapen. Gaan ze op de basisschool nog om negen uur naar bed, rond hun dertiende verschuift dat naar tien of elf uur. Die verschuiving wordt veroorzaakt door een verandering van het biologische ritme bij adolescenten.
De kinderen die daar het meest onder lijden zijn van nature al avondmensen; bij hen schuift de klok nog veel verder op, tot midden in de nacht. Daardoor zitten ze ’s ochtends in de klas te suffen.
Maar de leefstijl van vrijwel alle pubers is met de komst van tablets en smartphones en non-stopfilmaanbod recentelijk danig veranderd. Daardoor wordt de natuurlijke bedtijd van elf uur al snel één uur ’s nachts. Hamburger: „Die schérmen. Ze zitten tot in de nacht te appen, snapchatten, filmpjes en series te kijken.”
Als je genoeg wilt slapen, zegt hij, moet je de schermen twee uur voor het slapengaan uitzetten. Niet alleen blijf je wakker van de activiteiten zelf: opletten, antwoord geven. Ook het blauwe licht van beeldschermen stelt de slaap uit, omdat het de aanmaak van het slaaphormoon melatonine in je lichaam sterk remt.
Dan slik je toch gewoon wat melatonine? Hamburger: „Ik vind dat geen goede zaak. Alsof je alles even met een pilletje opheft. Dat spul werkt niet eens, tenzij je het licht uitdoet en het twee uur voor het slapengaan inneemt en ’s morgens vroeg zorgt voor veel licht.” Hamburger heeft veel tieners in de praktijk gehad die ten einde raad een echte slaappil innemen. Ook Zoë nam een keer een pil. Die hielp. „Ik ging knock-out, dat was wel fijn. Maar de volgende ochtend kon ik niet wakker worden.”
Over genomen uit NRC-Next, 13-3-2017
3-3-2017 – Olifant slaapt maar 2 uur en heeft tóch een goed geheugen
Slaaponderzoek Tijdens het slapen ordenen we ons geheugen. Olifanten slapen maar twee uur en hebben toch een goed geheugen. Hoe dat kan?
Afrikaanse olifanten slapen bijna niet. Zuid-Afrikaanse biologen ontdekten dat de dieren het kortst slapen van alle zoogdieren, voor zover bekend.
De olifanten slapen gemiddeld maar 2 uur per etmaal, en er waren dagen en nachten waarin ze helemaal niet sliepen. De biologen maten dat bij twee wilde olifanten waarbij ze bewegingssensoren hadden geïmplanteerd. De resultaten zijn woensdag gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift PLOS One.
Alle dieren slapen, maar de variatie is enorm, zelfs binnen de zoogdieren. Er zijn vleermuizen die 20 uur per etmaal slapend doorbrengen, terwijl een paard nog geen 3 uur haalt. Afrikaanse olifanten zitten daar nog onder, concluderen de biologen van de University of Witwatersrand.
In een paar eerdere studies was ook wel opgevallen dat olifanten weinig sliepen (3 à 4 uur). Maar in die studies was de slaapduur niet precies gemeten en waren de olifanten vaak in dierentuinen en circussen geobserveerd.
De Zuid-Afrikanen maten de activiteit van twee ‘matriarchen’ (kuddeleidsters) in een nationaal park in Botswana vijf weken lang continu. In de slurf van beide olifanten implanteerden ze een bewegingssensor om te meten of de dieren bewogen. In eerder onderzoek was opgevallen dat slapende olifanten een slappe slurf hebben.
Voor de operatie werden de olifanten vanuit een helikopter met een geweer verdoofd. De olifanten kregen ook een halsband om, die detecteerde of de olifant stond of lag, en waar ze was. Na het onderzoek werden de olifanten opnieuw verdoofd om de sensor en de halsband weer te verwijderen.
De twee olifantenvrouwtjes deden slechts korte dutjes, vooral ’s nachts tussen 2 en 6 uur. Soms gingen ze erbij liggen, maar meestal sliepen ze staand.
Die bevinding roept vragen op over de weldadige uitwerking van slaap op de hersenen. Olifanten hebben een uitstekend geheugen. Bij mensen en proefdieren is aangetoond dat met name diepe slaap, en mogelijk ook REM-slaap, bijdraagt aan het vastleggen van herinneringen. De vraag blijft voorlopig hoe de olifanten hun geheugen op peil houden met zo weinig slaap.
Überhaupt is de vraag hoe vaak olifanten in REM-slaap (droomslaap) verkeren. Bij REM-slaap wordt het lichaam slap, dus dan zouden de olifanten moeten liggen. Dat deden de dieren maar zo’n twee keer per week. Misschien, opperen de onderzoekers, pakken de olifanten nog wat extra REM-slaap als ze slapend tegen een boom of rots leunen. Hoe het precies zit is voorlopig een raadsel: ook van een olifant vol wearables is niet met zekerheid te zeggen of ze echt slaapt. Maar het meten van hersengolven, wat zekerheid zou geven over het slaappatroon, is ondoenlijk.
De beperkte slaaptijd van de olifanten is wel in lijn met een bekende wetmatigheid: grote planteneters slapen kort. Dat geldt zoals gezegd voor paarden, maar ook voor ezels, koeien, schapen, reeën en giraffes. Allemaal slapen ze 3 à 5 uur op een nacht.
Volgens onderzoeksleider Paul Manger heeft het te maken met hun voedselbehoefte, mailt hij vanuit Zuid-Afrika. „Er lijkt een balans te zijn tussen de noodzaak om voldoende calorieën te eten, hoe lang dat duurt, en hoeveel tijd er overblijft om te slapen.” Het slaapcentrum in de hersenen is bij hoefdieren en olifanten zo ingericht, dat ze wakker blijven zolang ze honger hebben, voegt hij toe.
Overgenomen uit NRC-Next 1-3-2017
7-2-2017 – Een weekendje kamperen ijkt het bioritme
Biologische klok – Na twee dagen in het buitenlicht, zonder beeldschermen, staat de biologische klok weer gelijk aan het seizoen.
Kun je ’s avonds de slaap niet vatten en heb je daardoor de neiging steeds later naar bed te gaan? Ga een weekendje kamperen!
Dat is het advies van Amerikaanse onderzoekers onder leiding van gedragswetenschapper Kenneth Wright van de University of Colorado. Vrijdag publiceerden ze erover in het wetenschappelijke blad Current Biology .
Een paar dagen in de natuur blijkt al genoeg om je biologische klok gelijk te zetten met het licht van het seizoen, als je tenminste afziet van gebruik van zaklampen, smartphones en dergelijke. Daarin zit veel blauw licht en dat gebruikt het lichaam nou net om de interne klok te ijken. Een kampvuurtje maken is geen punt, dat geeft hoofdzakelijk rood licht.
Hoewel het onderzoek is gedaan met weinig proefpersonen (krap twintig) denkt Wright een aantal belangrijke inzichten te hebben gekregen. De menselijke biologische klok blijkt zich veel sneller aan te passen dan gedacht: binnen een paar dagen in plaats van een week. En uit een vergelijking van kamperen in winter en zomer blijkt dat de biologische klok onder natuurlijke omstandigheden meebeweegt met het seizoensritme.
Door kunstlicht, televisie- en computerschermen en vooral het licht van telefoonschermpjes leeft de moderne mens echter in een ‘permanente zomer’. Vooral in de wintermaanden leidt dat tot een sociale jetlag, een mismatch tussen het biologische ritme en het maatschappelijke ritme opgelegd door werk en school. Daardoor hebben we vooral op maandagen meer moeite om op te staan.
Tijdens een week winterkamperen bleek de blootstelling aan licht wel dertien keer lager dan onder ‘stadse’ omstandigheden. De proefpersonen gingen gemiddeld 2,5 uur eerder naar bed, waardoor hun bioritme weer in de pas ging lopen.
Overgenomen uit NRC op 6-2-2017
25-11-2016 – Waar komt het vallende gevoel vandaan als je inslaapt
Je kent het wel: je bent op het randje van de slaap, doezelt zachtjes weg, en ineens: baf! Het lijkt wel alsof je een meter naar beneden valt! Je schokt even wakker – en slaapt vaak direct weer in. Hoe kan dat? „De wetenschap is er nog niet over uit”, zegt Arthur Kurvers, neuroloog en somnoloog (‘slaapdeskundige’) van MC Slotervaart in Amsterdam. „We weten nog niet eens precies hoe normale slaap werkt.”
Uit NRC, 13-11-2016, Nienke Beintema
Lees hier meer
14-11-2016 – Doodsbang voor de boor (interview met Caroline van Houtem)
De geur van ontsmettingsmiddel. Het indringende geluid van de boor. De achteroverkantelende stoel, de felle lamp die in je ogen schijnt. En dan: een gezicht met een wit mondkapje voor, een hand die een metalen haak vasthoudt… ‘Doe uw mond maar zo wijd mogelijk open, alstublieft…’
Welkom in de behandelruimte van de tandarts. Voor vele honderdduizenden Nederlanders het decor van een nachtmerrie. Waar huisartsen en chirurgen figureren in doktersromannetjes, speelt de tandarts vooral een hoofdrol in gruwelverhalen.
Lees hier meer
Uit: NRC Handelsblad 10-11-2016
10-11-2016 – openingstijden tijdens feestdagen
Op maandag 26 december (2e kerstdag) is ons bedrijf gesloten.
Op 27, 28, 29 en 30 december zijn wij geopend van 9.00 tot 12.00 uur voor het repareren en uitbreiden van gebitsprotheses en voor het uitgieten van afdrukken.
Het ophalen van afdrukken wordt gedaan na telefonische oproep door onze bode of nachtkoerier. Wilt u als u afdrukken wilt laten ophalen bellen op genoemde dagen met 0318-632908 tussen 09.00 en 12.00 uur.
Vanaf maandag 2 januari 2016 is het bedrijf weer geopend op de gebruikelijke tijden.
28-10-2016 – Veel aandacht voor slaapapneu in de Dental Tribune
Belangrijke rol voor de tandarts in de screening van slaapapneu!
Klik hier en lees nog veel meer.
30-9-2016 – NVGPT jaarcongres
Op 9 december 2016 organiseert het NVGPT haar jaarlijkse congres. Thema dit jaar is Bijzondere Tandheelkunde in uw praktijk.
Meer info: hier
15-9-2016 – Goedegebuure Trios ready
Digitale technieken in de tandheelkunde
Goedegebuure Tandtechniek verdiept zich al sinds 1996 in de digitale mogelijkheden in de tandtechniek. Wij volgen de digitale ontwikkelingen op de voet en verdiepen ons door middel van cursussen en lezingen.
Goedegebuure Tandtechniek heeft een efficiënte digitale workflow ontwikkeld. Dit heeft ertoe geleid dat wij de moeilijkste Kroon & brug restauraties digitaal kunnen vervaardigen. Ook op het gebied van uitneembare prothetiek heeft de digitale tandtechniek grote stappen gezet. Wij zijn in staat om Frames en splints digitaal te vervaardigen.
Sinds begin 2016 hebben wij een Trios mondscanner van 3shape in huis. Zowel binnen- als buitenshuis kunnen wij hier gebruik van maken. Onze expertise met het Trios systeem heeft ertoe geleid dat wij gecertificeerd Trios Ready laboratorium zijn geworden.
Onze tandtechnische producten ontwikkelen wij tegen een scherpe prijs. Heeft u interesse in de digitale workflow bij u in de praktijk of wilt u gewoon eens uitproberen, neem gerust contact met ons op.
1-8-2016 – Tandtrekrobots ??
Robotrollators, tandtrekrobots en vliegende brandmelders
In het Delftse Robovalley werken 170 onderzoekers aan nieuwe robotvormen. Van beveiligings-libelle’s tot een robot die je kies trekt.
Geen brommend gezoem, maar schel gefladder. De Delfly maakt een heel ander geluid dan normale drones met rotorbladen. De vliegende robot, ontwikkeld aan de TU Delft, is vederlicht en vliegt met vleugeltjes aan de zijkanten en met zijn ‘kop’ vooruit. Hij heeft wat weg van een uit de kluiten gewassen libelle. „Robots líjken niet op dieren, ik vind dat het nieuwe dieren zíjn”, zegt projectleider Chris Verhoeven.
Niet voor niets heet de arena waarin de robotlibelles rondvliegen de Cyber Zoo. Die met grote netten afgebakende robotdierentuin is onderdeel van een verzameling robotinitiatieven, -onderzoeksgroepen en -start-ups onder de naam Robovalley. Dat internationale samenwerkingsverband van ruim 170 onderzoekers en ondernemers uit Delft kreeg afgelopen week een investering van een half miljoen euro van adviesbureau Accenture. „En we zijn in gesprek over samenwerking met grote robotfabrikanten zoals Kuka, ABB en het Nederlandse Lely Industries”, zegt programmamanager Arthur de Crook.
De bedoeling van dat soort samenwerkingen is dat de Delftse robots vaker en sneller de laboratoria uitkomen, de echte wereld in. Eerder deze maand won een Delfts team bijvoorbeeld een competitie van techreus Amazon om een robot te bouwen die nauwkeurig postpakketjes kan sorteren en oppakken. Aan welke robots werken ze in Delft nog meer?
Zorgrobots
Staand tussen twee industriële robotarmen vertelt hoogleraar robotica Robert Babuška over zijn project om robots zodanig aan te passen dat ze geschikt worden voor medische handelingen. Bijvoorbeeld een robot ter ondersteuning van tandartsen of kaakchirurgen. „Bij handelingen als het handmatig trekken van kiezen gaat nog vaak wat mis, dat zou met robots nauwkeuriger kunnen”, zegt Babuška. Een tandartsrobot zou in een trend passen: operatierobots zijn in opkomst in veel meer medische specialismen.
Een heel ander soort Delftse zorgrobot is Lea, van het bedrijf Robot Robots Company. Dat is een robotrollator die mensen zelfstandig naar zich toe kunnen laten rijden als ze hem roepen, die een seintje geeft als het tijd is voor medicijnen en die kan helpen bij lichamelijke oefeningen. „In Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Scandinavië zijn al wat kleinschalige testen met ouderen die Lea gebruiken”, zegt hoogleraar Pieter Jonker, mede-oprichter van Robot Robots Company.
Beveiligingsrobots
Jonkers bedrijf bouwt behalve robotrollators ook beveiligingsrobots. Kleine, zelfstandig rijdende karretjes met camera’s en andere sensoren kunnen bijvoorbeeld helpen bij de beveiliging van gebouwen en terreinen. „We doen een project in de Rotterdamse haven om plekken te beveiligen die gevaarlijk zijn voor menselijke beveiligers”, zegt Jonker.
In de markt voor beveiligingsrobots is de concurrentie overigens hevig en zijn de technische uitdagingen nog groot. Eerder deze week nog veroorzaakte een beveiligingsrobot van een andere fabrikant een ongeluk. Een surveillancerobot reed in een Amerikaans winkelcentrum tegen een kleuter aan, waaraan het kind een gekneusd been overhield.
Van dat soort harde botsingen en gewonden zullen de vederlichte robotlibelles uit de Cyber Zoo minder snel last hebben. En ook die hebben mogelijk een toekomst als beveiligingsrobots, als het aan Chris Verhoeven ligt: „Je zou de Delfly kunnen gebruiken als surveillancerobotje, of er sensoren aan kunnen hangen voor brandmelding bijvoorbeeld”, zegt hij. Een zwerm Delfly’s zou autonoom door ruimtes kunnen vliegen en helemaal zelfstandig kunnen terugkeren naar een laadstation om op te laden.
(Semi-)zelfrijdende auto’s
Waar volgens veel onderzoekers nog wel een tijdlang mensen voor nodig zijn, is het besturen van auto’s. „Voordat auto’s zichzelf helemaal kunnen besturen zullen mensen nog heel lang een belangrijke rol spelen”, zegt onderzoeker Tricia Gibo. Het idee van haar onderzoeksgroep is om auto’s met hun bestuurders te laten samenwerken „zoals paarden met hun ruiters”. Door feedback van het stuur en gaspedaal laten ze bestuurder en voertuig samenwerken.
„Dan voelt het sturen bijvoorbeeld lichter als bestuurder en voertuig het eens zijn, en zwaarder als de auto denkt dat je de verkeerde kant opgaat”, zegt David Abbink die de onderzoeksgroep leidt. De TU Delft werkt op het gebied van deze zogeheten haptische robottechnologieën onder meer samen met de Japanse autofabrikant Nissan.
In Delft wordt ook gewerkt aan technologieën voor volledig zelfrijdende auto’s, al is er op het gebied van robotauto’s veel concurrentie. Duitse universiteiten werken veel samen met de grote, Duitse autofabrikanten en het Amerikaanse Stanford University heeft nauwe banden met het Japanse Toyota en met Googles moederbedrijf Alphabet, dat al verder is met volledig zelfrijdende auto’s.
Als alle Delftse verwachtingen over robots uitkomen, zou dat economisch en maatschappelijk veel kunnen veranderen. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met de werknemers die hun brood verdienen met taken die robots straks misschien kunnen doen – van beveiliger tot tandarts? Mogen robotlibelles met camera’s zomaar overal rondvliegen? En hoe houden we robots veilig en beheersbaar?
„Ook naar de maatschappelijke impact doen we binnen Robovalley veel onderzoek”, zegt programmamanager De Crook. Hij hoopt ook dat meer wetgevers en openbaar bestuurders zich met de technologie gaan bezighouden. „Ook zij moeten weten wat er allemaal gebeurt met robots. Want de ontwikkelingen gaan echt heel snel.”
Overgenomen uit NRC-Handelsblad, door Wouter van Noort (19-07-2016)
1-7-2016 – Goedegebuure tandtechniek 40 jaar
Goedegebuure tandtechniek viert vandaag feest. We bestaan 40 jaar. Vanaf 13 uur zijn onze vestigingen in Ede, Nijmegen, Arnhem en Loenen aan de Vecht niet meer bereikbaar. Maandag 4 juli 2016 zijn we weer met z’n allen voor u beschikbaar. U kunt telefonisch en via e-mail een bericht voor ons achterlaten. Als u werk heeft dat vandaag afgehaald moet worden, kunt u rechtstreeks contact opnemen met de firma Aalberts 030-6950900
1-6-2016 – Soldaat van de slaap (uit NRC.Next)
Nachtrust, Arianna Huffington, hoofdredacteur van The Huffington Post , is een drukke vrouw die niets wil missen. Juist zij roept de slaaprevolutie uit. Haar boek is een bestseller.
Zachtjes de slaapkamer uit sluipen. Vooral niemand wakker maken. Arianna Huffington (65), medeoprichter en hoofdredacteur van The Huffington Post , die opgroeide in een klein appartement in Athene, kreeg van haar moeder een belangrijke boodschap mee: slapen is belangrijk. Wie een gezond, productief leven wil leiden, moet goed slapen. Zo leerde Huffington, die met haar moeder en zusje een slaapkamer deelde, de slaap van anderen te respecteren en zelf uitgerust aan de dag te beginnen.
Maar zodra ze haar ouderlijk huis verliet en ging studeren in Cambridge, gebeurde er iets. Ze kreeg last van FOMO: fear of missing out . Slaap werd, omdat ze vooral niets wilde missen, iets wat ze tussendoor deed, een noodzakelijk kwaad. Totdat ze in april 2007 flauwviel van uitputting en met haar hoofd op een tafel knalde. Ze brak haar kaakbeen en had verwondingen aan haar rechteroog.
Deze gebeurtenis was voor Huffington de aanleiding om de waarde van slaap te herontdekken. Ze paste haar slaapgewoonten aan: ze beantwoordde in de avond geen e-mails meer, liet computer- en andere schermen buiten de slaapkamer, ging een slaapmasker dragen en zorgde ervoor dat ze acht uur per nacht kon slapen. In 2010 hield ze al een TED Talk over de negatieve gevolgen van slaapgebrek. Inmiddels heeft ze zich opgeworpen als slaapgoeroe en schreef ze The Sleep Revolution . Daarin stelt ze de vraag waarom wij in het Westen een leven vol slaapgebrek leiden.
In dit doorwrochte werk, dat al wekenlang op The New York Times -bestsellerlijst staat, onderzoekt Huffington de spirituele en historische achtergronden van de slaap, beschrijft welke gezondheidsklachten slaaptekort kunnen veroorzaken, wat de gevaren zijn van een langdurig gebruik van slaappillen en hoe we wél goed kunnen slapen zonder chemische hulpmiddelen.
Wie het boek uit heeft, murw geslagen door de vele argumenten vóór slaap, krijgt de neiging de dekens nog eens diep over het hoofd te trekken. Niet alleen put Huffington uit vele recente medische onderzoeken en slaapstudies – het notenapparaat achterin het boek bestrijkt vijftig pagina’s – ook citeert ze eindeloos veel topsporters en beroemdheden die het belang van een goede nachtrust bevestigen. Om een paar voorbeelden te noemen: Eric Schmidt, voormalig topman van Google, zweert bij acht en een half uur slaap per nacht. Tennisspeler Roger Federer streeft zelfs naar elf tot twaalf uur en actrice Gwyneth Paltrow neemt voldoende slaap omdat ze er anders uitziet ‘alsof ze door een vrachtwagen is overreden’.
In Amerika draagt Huffington haar ‘slaapboodschap’ uit in vele tijdschriften en praatprogramma’s en heeft ze er zelfs een politieke draai aan weten te geven door herhaaldelijk te beweren dat de Republikeinse presidentskandidaat Donald Trump – die beweert slechts vier en een half slaap nodig te hebben – „alle symptomen van chronische slaaptekort vertoont. Hij kan simpele informatie niet verwerken, heeft last van stemmingswisselingen, woede-uitbarstingen, onbetrouwbare herinneringen en is instabiel.”
Commerciële belangen
Huffington weet het allemaal overtuigend te brengen. Maar, ondanks de stevige onderbouwing van haar betoog, vraag je je hier en daar af of er ook commerciële belangen spelen: achterin haar boek geeft ze bijvoorbeeld tips voor slaaphotels, slaap-apps en matrassen van bedrijven waar The Huffington Post mee samenwerkt voor de ‘Sleep Revolution College Tour’ waarmee ze nu vijftig campussen van universiteiten langsgaat. Haar dochter ontwierp linnengoed voor beddenbedrijf Coco-Mat.
Toch raakt de hoofdredacteur met haar boodschap een gevoelige snaar. In een samenleving waarin we 24/7 via onze tablets en smartphones verbonden zijn met de rest van de wereld en er geen einde meer lijkt te komen aan een werkdag, lijden velen van ons aan wat door de Belgische filosoof Pascal Chabot een ‘beschavingsziekte’ wordt genoemd: burn-out. En aan de basis daarvan ligt slaapgebrek. Want te weinig slaap verstoort het afweersysteem en dat gaat, op de lange duur, ten koste van de gezondheid.
Niet alleen kan iemand die te weinig slaapt, sneller overspannen raken, er is meer aan de hand. Wie niet voldoende slaapt, vergiftigt de hersenen, aldus een onderzoek dat in 2013 werd uitgevoerd door neurowetenschappers van het University of Rochester Medical Center. Zo worden tijdens de slaap de afvalstoffen uit de hersenen opgeruimd. En eerder binnengekomen informatie wordt geordend, waardoor mensen die goed slapen dingen beter onthouden. Langdurig slaapgebrek leidt verder, schrijf Huffington, tot een afname aan hersencellen en verhoogt de kans op hartkwalen, alzheimer, obesitas en diabetes.
Voor de Grieken was slaap heilig
Maar er is meer dan wetenschap. Met het verdwijnen van een goede nachtrust gaat ook iets verloren dat raakt aan ‘de diepere dimensies’ van ons bestaan. Zo was het onder de oude Grieken en in Egypte een gebruik om naar slaaptempels te gaan; een plek waar dromen werden geïnterpreteerd en, met behulp van de goden, dagelijkse problemen werden opgelost. Slaap was heilig: het zorgde voor de noodzakelijke overgang naar een andere wereld waar je in staat werd gesteld om je wereldse beslommeringen tijdelijk achter je te laten.
Dat laatste, aldus Huffington, hebben we nog steeds nodig. „We worden niet alleen gedefinieerd door werk of wat we op onze cv’s schrijven. (…) Juist slaap geeft ons een kans om telkens vanuit een hernieuwd perspectief te zien wie we in essentie zijn.”
Maar waarom, als we zo’n baat hebben bij die goede nachtrust, doen we onszelf dan tekort? Omdat weinig slaap, aldus Huffington, een symbool van mannelijkheid is geworden. Het belang van een goede nachtrust ging al op de schop tijdens de industriële revolutie. Voor de kapitalistische grootindustriëlen had slaap geen enkele waarde en met de komst van fabrieken, machines en arbeiders, werd slaap zelfs gezien als een overbodige luxe, iets waarop zoveel mogelijk moest worden bezuinigd.
Om deze nieuwe werkethiek te ondersteunen werd slaap dan ook afgedaan als een teken van zwakheid. Zoals een jonge Benjamin Franklin halverwege de achttiende eeuw al schreef in zijn Poor Richard’s Almanack : „Sta op, luiaard, en verspil je leven niet; in je graf kun je nog lang genoeg slapen.”
Een visie die werd gedeeld door uitvinder Thomas Edison (werken deed hij dag en nacht), Napoleon („alleen een gek heeft acht uur slaap nodig”) en schrijver Vladimir Nabokov (slaap is „een nachtelijk verraad aan rede, menselijkheid en genie”).
En nog steeds hoort deze levenshouding bij de machocultuur. Overwerken wordt nog altijd gezien als een teken van gedrevenheid, ook al presteren we minder goed als we moe zijn. Wie pocht over weinig slaapuren, geeft indirect de boodschap af: ik ben succesvol. Als voorbeeld noemt Huffington het arbeidsethos van menig collega of politicus in Washington D.C. Wie een afspraak in de ochtend probeert te maken, krijgt geregeld te horen: „Acht uur? Dat is wat laat, maar oké, dan ga ik eerst wel even tennissen en regel wat teleconferenties.”
Hoe krijgen we onze slaap dan weer terug? Opvoeding is de eerste stap. We zijn geneigd om slaap als een vorm van straf aan onze kinderen op te leggen. „Als je je groenten nu niet opeet, ga je meteen naar bed”, is een veelgehoord dreigement. „Zo wordt kinderen op jonge leeftijd al aangeleerd dat slaap iets is om zo lang mogelijk te uit te stellen en dat met de slaap een einde komt aan spel en plezier”, schrijft Huffington.
Slaapmatje op het werk
Kinderen moeten leren dat slaap hen juist in staat stelt om plezier te hebben. Ouders kunnen hun kinderen helpen door van het naar bed gaan een ritueel te maken (met kopjes kruidenthee, geen smartphone in de slaapkamer, lavendelgeur op het kussen).
En zo heeft Huffington meer ideeën. Aan het einde van haar boek staat in een wensenlijstje hoe een slaapbewuste samenleving er volgens haar in de toekomst uit moet zien. Een paar vergezichten: voortaan gaan we naar ons werk met een slaapmatje in onze tas (Ben & Jerry’s, Zappos en Nike hebben tegenwoordig al ‘nap rooms’). Verder bieden verzekeringsbedrijven korting op premies voor mensen met gezonde slaapgewoonten en wordt het normaal om slaappatronen te vermelden op de cv op LinkedIn. En de smartphone? Die verandert aan het eind van de dag via een app in een ‘dumbphone’ waarmee internetverkeer wordt geblokkeerd en de voorbereidingen voor een goede nachtrust kunnen beginnen.
Als het aan Huffington ligt betekent dat: pyjama’s aan, een paar Qigong-oefeningen doen, en
Aanbevelingen van de experts van de American Academy of Sleep Medicine en de Sleep Research Society:
- 0-3 maanden: 14-17 uur
- 4-11 maanden 12-15 uur
- 1-2 jaar 11-14 uur
- 3-5 jaar 10-13 uur
- 6-13 jaar 9-11 uur
- 14-17 jaar 8-10 uur
- 18-64 jaar 7-9 uur
- 65-plussers 7-8 uur
32 procent van de Britten slaapt minder dan 7 uur per nacht, bleek in 2011 uit onderzoek van YouGov UK naar slaapgewoonten in het Verenigd Koninkrijk. 51 procent van alle ondervraagden meende minder slaap te krijgen dan nodig.
40 procent van de Amerikanen krijgt minder dan 7 uur slaap , aldus een Gallop-peiling uit 2013. 59 procent van de volwassenen sliep meer dan 7 uur. In 1942 was dat nog 84 procent.
Inwoners van Tokio slapen gemiddeld 5 uur en 3 kwartier. Dat blijk uit data van het techbedrijf Jawbone dat slaapdata verzamelt van duizenden mensen wereldwijd die een UP activity tracker dragen. In Seoul is dat 6 uur en 3 minuten, in Dubai 6 uur en 13 minuten, in Singapore 6 uur en 27 minuten en in Las Vegas 6 uur en 32 minuten.
Nederlanders zouden met 8 uur en 12 minuten langslapers zijn. Althans, dat schreef het wetenschappelijke tijdschrift Science Advances . De bewering werd door deze krant als ‘ongefundeerd’ bestempeld: te weinig respondenten zouden hebben meegewerkt aan de proef met smartphone-app Ertain. Bovendien werd niet de slaapduur gemeten maar de tijd dat iemand in bed lag.
Slaaptips
- Geen laptops, smartphones, iPads in de slaapkamer.
- Blauw licht onderdrukt de aanmaak van slaaphormoon melatonine.
- Slaap in een koele ruimte
- Tussen de 15 en 18 graden
- Geen koffie in de avond.
- Cafeïne werkt 6 uur door
- Eet geen zware maaltijd voor het slapengaan
- Dit voorkomt maagzuur
- Neem geen slaapmutsje
- Eerst val je diep in slaap, maar later verstoort het de nachtrust
- Drink (zuur) kersensap
- Dit is rijk aan melatonine
- Slaap met een zakje lavendel onder het kussen
- Dat doet de bloeddruk en lichaamstemperatuur dalen.
- Doe Qigong, yoga, ga mediteren of sporten
Tekst Rosan Hollak
18-5-2016 – In Memoriam Frits de Vries
Overmorgen is de inauguratie van Nico de Vries tot hoogleraar in de tandheelkundige slaapgeneeskunde. In deze dagen denken wij veel terug aan Frits de Vries, tandarts-dormoloog. Bijgesloten In Memoriam plaatsten wij deze week in een aantal tandheelkundige bladen. Met oneindig veel respect, Paul Goedegebuure.
Lees meer via: in memoriam frits
20-4-2016 – Symposium ‘OSA Revisited’
Op vrijdag 20 mei 2016 zal er, ter gelegenheid van de benoeming van Prof. Dr. Nico de Vries tot hoogleraar in tandheelkundige slaapgeneeskunde een uniek symposium worden gehouden aan de ACTA te Amsterdam
Meer informatie: Symposium OSA Revisited May 20th 2016 V6
6-4-2016 – ‘Wie mediteert heeft minder slaapbehoefte’
Dit zei somnoloog Ingrid Verbeek onlangs in NRC .
Door: Diederik Huffels in NRC.checkt
De aanleiding
NRC schreef onlangs over vroeg opstaan en mensen die hun wekker wat eerder zetten om nog vóór het ontbijt van alles te doen. Onder andere somnoloog (slaapdeskundige) Ingrid Verbeek van het Centrum voor Slaapgeneeskunde Kempenhaeghe komt aan het woord. In het artikel zegt zij: „Mensen die mediteren hebben minder slaapbehoefte, omdat ze tijdens het mediteren gedeeltelijk herstellen.”
Waar is het op gebaseerd?
We bellen met Ingrid Verbeek. Ze baseert haar uitspraak op wat ze ziet in haar vakgebied. „Ik ben al 25 jaar actief in dit vak. Slaap is belangrijk voor herstel, maar in de praktijk zie ik dat mensen ook in meditatie of andere ontspanningsoefeningen herstel en rust kunnen vinden.”
En, klopt het?
Er zijn verschillende wetenschappelijke onderzoeken gedaan naar de veronderstelde voordelen van meditatie, maar dat het je slaapbehoefte zou verminderen is daarin niet duidelijk aangetoond. In 2010 is dit specifiek onderzocht aan de universiteit van Kentucky. Wetenschappers onderzochten of je slaap kunt vervangen door lange periodes van meditatie. Zeven Indiërs die zo’n twee tot drie uur per dag mediteerden en zo’n vier tot zes uur per nacht sliepen werden onderworpen aan enkele reactietests. Ondanks dat zij minder sliepen dan de aanbevolen zeven tot acht uur per nacht scoorden zij net zo goed op deze psychomotorische tests als mensen die wel de aanbevolen nachtrust hadden.
Toch trokken de onderzoekers niet de conclusie dat (veel) mediteren dus leidt tot minder slaapbehoefte. De onderzochte groep was te klein, het was de onderzoekers niet duidelijk wat er precies gebeurde tijdens de meditatie en de deelnemers moesten hun eigen slaaplogboek bijhouden, waardoor de gegevens oncontroleerbaar waren.
We bellen met professor Gerard Kerkhof, hoogleraar psychofysiologie en slaapdeskundige. „Als je veel mediteert is het nog steeds aanbevolen om zeven tot acht uur per dag te slapen. Het zou wel kunnen dat de mensen in dit onderzoek hun lichte slaap min of meer vervangen door meditatie. In plaats van twee á drie uur lichte slaap besteden zij die tijd aan meditatie. Maar dat zou dan geen tijdswinst opleveren.” Meditatie helpt volgens Kerkhof wel mensen die last hebben van slapeloosheid (insomnie). „Meditatie kan er dan voor zorgen dat mensen zich goed en rustig voorbereiden op de slaap.”
Dat is ook aantoonbaar bewezen. Vorig jaar bleek uit een onderzoek aan de universiteit van Zuid-Californië in Los Angeles onder ouderen met slapeloosheid dat meditatie op de korte termijn kan helpen. De groep met ouderen die ongeveer twintig minuten per dag mediteerden, sliep aanzienlijker beter dan de groep die ‘slaapeducatie’ volgde.
In andere studies naar meditatie worden nog meer positieve punten genoemd. Zo bleek dit jaar uit onderzoek in Kopenhagen dat patiënten dankzij meditatie beter uitrusten. In andere onderzoeken wordt de verwachting uitgesproken dat meditatie nog meer positieve effecten heeft, maar veel van deze onderzoeken zijn met een te kleine groep gedaan om er daadwerkelijk een harde uitspraak over te kunnen doen.
Conclusie
Dat mensen die mediteren minder slaapbehoefte hebben, is in geen van de geraadpleegde studies daadwerkelijk bewezen. Uit een onderzoek waar dit specifiek werd onderzocht trokken de onderzoekers de conclusie dat veel mediteren mogelijk slaap kan vervangen, maar dat dit eerst nader onderzocht moet worden. We beoordelen de stelling daarom als ongefundeerd .
25 februari 2016 – Fietsen in Amsterdam gevaarlijk voor gebit
AMSTERDAM – Fietsen in Amsterdam kan gevaarlijk zijn voor het gebit. Dat stelt promovendus Bart van den Bergh (ACTA/VUmc) op basis van zijn onderzoek naar aangezichtsbreuken. Het drukke fietsverkeer in combinatie met de Amsterdamse tramrails levert regelmatig een breuk in de kaakkopjes op.
Aangezichtsbreuken bestaan meestal uit breuken van de onderkaak, bovenkaak, jukbeen, oogkassen of een combinatie hiervan. In Nederland worden deze breuken behandeld door de kaakchirurg. Na verkeersongevallen is geweld de meest voorkomende oorzaak. Van den Bergh keek voor zijn promotieonderzoek naar aangezichtsbreuken die in de afgelopen tien jaar in het VUmc zijn behandeld.
Ten opzichte van andere landen en steden is het aantal aangezichtsbreuken dat veroorzaakt wordt door fietsongevallen in Amsterdam opvallend hoog. De kans op een breuk van het aangezicht bij een dergelijk ongeval is groot en vooral kaakkopjes lopen daarop een verhoogd risico. Het grote aantal fietsers op de Amsterdamse wegen en het gevaarlijke netwerk van tramrails kunnen hiervan de oorzaak zijn. In een eerder interview in Dental Tribune over tandletsel sprak emeritus hoogleraar Paul Wesselink al over de gevaarlijke combinatie van tramrails en de fiets. Die voegde nog een derde boosdoener toe: ook alcohol doet een duit in het zakje qua fietsongevallen met gebitsschade als gevolg.
Van den Bergh keek in zijn promotieonderzoek niet alleen naar incidentie, maar ook naar de behandeling van gebroken kaakkopjes. Dit gebeurt door de onderkaak tijdelijk vast te zetten tegen de bovenkaak. Hierbij werd tot voor kort gebruik gemaakt van spalken van staaldraad die met kleinere staaldraadjes rondom tanden en/of kiezen gebonden worden. Een alternatief waarbij schroeven in boven- en onderkaak worden geplaatst, blijkt echter net zo effectief. De schroeven worden met elkaar verbonden zodat de gewenste positie wordt bereikt. Gebruik van deze schroeven zorgt voor snellere en veiligere operaties en minder pijn bij patiënten. Bovendien is de impact op de kwaliteit van leven van de patiënt significant kleiner en kan, zo is de verwachting, een behandeling met deze schroeven een kostenbesparing van ongeveer drie ton op jaarbasis opleveren.
Van den Bergh verdedigt zijn proefschrift ‘Aspects of maxillofacial trauma care with emphasis on closed treatment of mandibular condyle fractures in an era of open reduction and internal fixation’ op vrijdag 28 januari in de aula van de Vrije Universiteit Amsterdam.
Bron: Dental Tribune
23 februari 2016 – “Onconventionele tandheelkunde” bij Ajax-jeugd
AMSTERDAM – Verstandskiezen laten trekken om een hamstringblessure te voorkomen en een bitje om problemen aan het bewegingsapparaat te verhelpen. Tijdens de zogenoemde ‘Cruijffrevolutie’ bij Ajax werden vooral de jeugdspelers blootgesteld aan onconventionele tandheelkundige behandelingen. Dat schrijft Het Parool in een drieluik over de medische begeleiding van de voetbalclub onder leiding van Johan Cruijff.
Al langer maakt tandheelkundige zorg onderdeel uit van de medische begeleiding bij Ajax. Bij enkele spelers is verwijdering geadviseerd, omdat de verstandskiezen zodanig liggen dat ze in het gebit problemen kunnen veroorzaken. De Italiaanse arts en tandarts Umberto Martino bezocht de Amsterdamse club een aantal jaren met een heel andere missie: tandheelkundige behandelingen uitvoeren om blessures te verhelpen en voorkomen. Daarbij voerde hij de recente trend naar het leggen van verbanden tussen de mondgezondheid en algemene gezondheid tot in het extreme door.
Conform de visie van Martino kregen alle jeugdspelers een gebitscontrole, waaruit voor sommigen het advies volgde om één of meerdere verstandskiezen te laten trekken ter voorkoming van een blessure aan de lies of hamstring. Martino beweert dat bepaalde problemen aan het bewegingsapparaat zijn te verhelpen door de kaakstand aan te passen. Sommige spelers kregen daarom bovendien bitjes aangemeten.
De methoden van Martino zorgden voor onrust onder de ouders van jeugdspelers, vooral het advies om ter preventie van blessures elementen te extraheren. Ook wetenschappelijk is er weinig steun voor Martino’s aanpak. Martino zelf is ervan overtuigd dat zijn methodes steek houden, maar dat de sportwereld daar onvoldoende oog voor heeft. Het Parool vraagt de Italiaanse tandarts naar wetenschappelijk bewijs voor een verband tussen vermindering van blessures en het trekken van verstandskiezen; in een schriftelijke reactie zegt Martino dat zijn methode met het huidige instrumentarium niet meetbaar is, zoals dat ook geldt voor veel fysiotherapeutische behandelingen.
Naast Martino kwamen een osteopaat en de oude clubarts van Barcelona met Cruijff mee om de medische begeleiding van de club anders aan te pakken. Zij adviseren onder andere alle jeugdspelers vanaf hun vijftiende jaar voedingssupplementen te laten slikken, zoals magnesium, visolie en vitamine C en D. Over de positieve effecten ontstond binnen de club steeds meer verdeeldheid. Martino raakt na één seizoen bij het eerste elftal van Ajax al uit de gratie, maar bleef betrokken bij de jeugdopleiding, waar Cruijff de touwtjes steviger in handen heeft. In november 2015, toen Ajax het hoofd van de jeugdopleiding Wim Jonk ontsloeg, een vertrouweling van Cruijff, vertrokken de buitenlandse medici ook. De club is daar niet rouwig om, Martino voelt zich nog altijd tekortgedaan. “Ik ben zo’n persoon die in de voetballerij tot op de dag van vandaag weinig of niet wordt gewaardeerd.”
uit Dental Tribune 17-2-2016
19 februari 2016 – NVTS organiseert basiscursus MRA behandeling
In samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Tandheelkundige Slaapgeneeskunde
- Vrijdag 29 April 2016, 09.00 – 21.00 uur
- Inleiding Basiscursus “Mandibulair Repositie Apparaat”
- Dr. A. Hoekema en Dr. M. Doff
Uit onderzoek is gebleken dat mensen met een slaapgerelateerde ademhalingsstoornis niet alleen een vergroot gevaar voor eigen gezondheid kunnen vormen, maar ook voor de medemens. Welke bijdrage kunt u als mondzorgverlener leveren om deze gevaren te verkleinen?
Velen van u hebben gehoord van het Mandibulair Reposi.e Apparaat (MRA). Dat het een therapeutisch apparaat is dat wordt ingezet bij slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen is waarschijnlijk ook wel bekend. En wat weet u verder ….. ?
Klik hier voor meer informatie
16 februari 2016 – Hoogleraar bijzondere slaapgeneeskunde benoemd
Dr. N. (Nico) de Vries (1956) is benoemd tot bijzonder hoogleraar Tandheelkundige slaapgeneeskunde aan het Academisch Centrum voor Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) bij de Universiteit van Amsterdam (UvA). Is het vele pionierswerk van Frits de Vries en Goedegebuure tandtechniek niet voor niets geweest.
Op bijgaande foto tandarts Frits de Vries, postuum ere-lid van de NVTS (Nederlandse Vereniging Tandheelkundige Slaapgeneeskunde)
Klik hier voor meer informatie
10 februari 2016 – 25e college ‘Behandeling van de slijtage patiënt’
Dat het college door collegas destijds een goed initiatief is geweest van Goedegebuure tandtechniek, bewijst wel het college ‘Behandeling van de slijtagepatiënt’, met als docent Nittert Postema. Dit uitgebreide, intensieve college van 5 theoretische dagdelen en 4 praktische dagdelen (patiëntbehandeling) wordt slechts twee maal per jaar gehouden. Helaas voor de geïnteresseerden, is het 25e college reeds volgeboekt. Maar u kunt zich reeds inschrijven voor het 26e, 27e en 28e college.
We organiseren nog meer interessante colleges. Dit zijn altijd colleges, waarbij theorie/praktijk en tandheelkunde/tandtechniek gecombineerd worden.
Kijk op www.collegedoorcollegas.nl
25 januari 2016 – Nederlandse man krijgt 3D geprinte kroon
3D ontworpen kronen zijn al heel normaal in de tandtechniek. Ook het frezen van deze kronen wordt al veel gedaan. Voor het eerst zijn er nu ook geprinte kronen gemaakt in Nederland.
bron: nu.nl
4 december 2015 – Mondgezondheid Britse voetballers onder de maat
In het afgelopen seizoen bereikten de inkomsten in de Engelse Premier League een nieuw record van 3,5 miljard Engelse pond. Slechts een heel klein deel van dit geld lijkt te worden besteed aan mondzorg: onderzoekers van het UCL Eastman Dental Institute toonden aan dat veel voetballers uit de hoogste drie Engelse divisies worden geplaagd door verschillende mondziekten.
Volgens het onderzoeksverslag in de laatste editie van de British Journal of Sports Medicine vertoont meer dan een derde van de onderzochte spelers tandbederf en heeft de helft tekenen van gebitsslijtage. Aandoeningen aan het tandvlees waren minder prevalent: bij één op de twintig onderzochte spelers werden deze in milde tot ernstige mate aangetroffen.
Het onderzoek omvatte 184 spelers uit de Premier League (inclusief recordkampioen Manchester United), Championship en League One. De onderzoekers bestudeerden het gebit en gingiva van negentig procent van de leden van elk elftal en vroegen de spelers naar de invloed die mondziekten in hun eigen beleving op hun kwaliteit van leven en algemene conditie hebben.
De meerderheid van de onderzochte spelers beschouwt dentale of gingivale problemen als zaken die weinig invloed hebben op hun prestaties in het veld. Een vijfde van de spelers antwoordde echter dat mondgezondheidgerelateerde pijn hun kwaliteit van leven wel degelijk had beïnvloed.
“Mondgezondheid is een terrein waarop veel atleten grotere problemen ondervinden dan de algemene bevolking, dus het is een enorme prestatie dat zoveel professionele voetbalclubs met elkaar samenwerken om ons de schaal van dit probleem beter te laten begrijpen,” zegt Hoofd Medische en Sportwetenschappen Stijn Vandenbroucke van voetbalclub Westham United, die ook deelnam aan het onderzoek. “Dit onderzoek heeft ons als club geholpen om gerichte interventies te plegen om problemen te behandelen en te helpen voorkomen.” West Ham laat met regelmaat door een tandarts preventieve interventies verrichten in de periode buiten het voetbalseizoen.
Hoewel het weinig voorkomt, kunnen mondproblemen wel degelijk een directe invloed hebben op het spel. Afgelopen seizoen ontbrak Eden Hazard, middenvelder bij Chelsea en voormalig Speler van het Jaar, in de beslissende fase van het seizoen in mei ten gevolge van pijn aan de derde molaar. Om de invloed van mondgerelateerde ziekten te verlagen, suggereren de onderzoekers nieuwe strategieën om mondgezondheid te promoten in de professionele sportbeoefening.
“We zijn blij dat clubs als West Ham onze bevindingen omarmen en voortbouwen op hun bestaande interventies door mondgezondheid boven aan hun medische agenda te zetten, “ zegt Dr Ian Needleman, hoogleraar Restoratieve Tandheelkunde en Evidence-Informed Healthcare aan het UCL Eastman Dental Institute. “We hopen dat andere clubs hen zullen volgen en robuuste screening en promotie van mondgezondheid als vast element in hun programma zullen opnemen.”
uit: Dental Tribune 26 november 2015
3 december 2015 – De tandarts wil het laatste woord
Behandelrichtlijnen bieden tandarts en patiënt zekerheid. Maar twee organisaties die elk eigen behandelrichtlijnen maken?
Een patiënt bezoekt voor het eerst zijn nieuwe tandarts. Die stelt meteen voor een paar vullingen te vervangen. Is de vorige tandarts nalatig geweest? Heeft de nieuwe behoefte aan omzet? We weten het niet.
Voor de behandeling door tandartsen, mondhygiënisten en tandtechnici bestaan geen richtlijnen. Daardoor bestaat er grote „praktijkvariatie”, constateerde de Gezondheidsraad in De mondzorg van morgen (2012), gemaakt in opdracht van minister Schippers (Volksgezondheid, VVD).
De raad pleitte er dan ook voor in de tandheelkunde te gaan werken met wetenschappelijk onderbouwde behandelrichtlijnen, zoals elders in de geneeskunde al zo’n twintig jaar gebeurt. Dan wordt duidelijk of een behandeling overbodig is, nodig, goed, of niet. Dat is ook nuttig voor de patiënt, die in Nederland zelf zijn tandartskosten moet betalen en vaak geen idee heeft of zijn gebit echt een ingreep behoeft of dat de tandarts een rekening wil sturen.
Na drie jaar overleg is er nu een stichting, KiMo, die richtlijnen voor de mondzorg gaat maken met vertegenwoordigers van de tandheelkundige wetenschap. De beroepsverenigingen KNMT en ANT zijn echter afgehaakt, omdat ze vinden dat hun achterban te weinig te zeggen krijgt. De KNMT komt nu met een eigen vereniging voor richtlijnen, de NVPM, waarover de leden op 11 december stemmen.
„Het is gênant dat we voor de opstelling van richtlijnen twéé instellingen dreigen te krijgen”, vindt Johan Kieft, tandartsconsulent en mede-auteur van De mondzorg van morgen . Frank Abbas, hoofd van het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde in Groningen: „Dit schisma in de tandheelkunde maakt het opstellen van breed gedragen behandelrichtlijnen nog ingewikkelder dan het al is.”
Versplinterd
De wereld van de mondzorg is namelijk nogal versplinterd. Nederland telt zo’n 8.500 tandartsen, van wie de helft in zijn eentje werkt. Daarnaast zijn er ruim 3.000 mondhygiënisten, en 500 tandtechnici. De mondzorgverleners zitten in zo’n twintig wetenschappelijke verenigingen. „Bijna even veel als tanden en kiezen in een mond”, zegt decaan Albert Feilzer van Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) schertsend.
Daar komt bij dat de technologische ontwikkelingen nieuwe keuzes scheppen. Amalgaamvulling of kunsthars? Implantaat of niets? Het zijn keuzes die de patiënt moet maken, zegt Feilzer, die ook mede-auteur is van het rapport uit 2012. „Het is dus cruciaal dat de patiënt weet wat de beste behandeling is in een bepaald geval.”
Richtlijnen moeten daarbij helpen en de kwaliteit van de mondzorg waarborgen, vinden Schippers en Zorginstituut Nederland (ZIN). Die richtlijnen moeten zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek ( evidence based ) of in elk geval op een systematische vergelijking van gangbare behandelmethoden ( best practice ).
KiMo gaat behandelrichtlijnen maken en krijgt daarvoor drie jaar lang subsidie van het ministerie. De stichting wordt gedragen door alle wetenschappelijke verenigingen, en door de academische tandartsopleidingen in Groningen, Amsterdam en Nijmegen.
Toen KiMo eind 2014 werd opgericht, tekende ook de beroepsvereniging KNMT voor akkoord. De belangenorganisatie liet echter dit voorjaar weten niet meer mee te doen en maakte in september bekend een eigen vereniging op te zetten voor richtlijnen. „Wij vinden het essentieel dat er draagvlak is bij onze achterban en dat de stem van de tandarts zwaar weegt bij het besluit over een richtlijn”, zegt KNMT-woordvoerder Dianne Paarhuis.
Tandartsen kríjgen een stem, bezweert KiMo, omdat met verplichte „veldconsultatie” wordt getoetst of een richtlijn werkbaar is. Dat is niet genoeg, vinden de tandartsen, omdat zij bij KiMO niet het laatste woord krijgen. „Bij de NVPM wel, daar stemmen tandartsen aan het eind over een behandelrichtlijn”, zegt Paarhuis.
Dat laatste staat volgens Feilzer haaks op het principe dat een richtlijn wetenschappelijk onderbouwd moet zijn: „Alsof chirurgen stemmen voor een richtlijn waarin een operatie de voorkeur krijgt, terwijl uit onderzoek blijkt dat behandeling met antibiotica beter is.”
Tijdelijk KiMo-directeur Rob Burgersdijk vindt het niet goed om tandartsen alles te laten beslissen, terwijl ook mondhygiënisten en tandtechnici steeds belangrijker worden in de mondzorg. „Die moeten dus meebeslissen. Het zou toch heel raar zijn als die met eigen richtlijnen zouden komen voor bijvoorbeeld preventie.”
Mondhygiënisten kunnen meepraten, zegt Paarhuis, „maar de tandartsen hebben de primaire rol; zij maken het behandelplan.”
Achterhaald, vindt Feilzer. „Vroeger was de tandarts de regisseur van de mondzorg, nu is de patiënt dat.”
Zorginstituut Nederland (ZIN), dat waakt over de kwaliteit van de zorg, heeft onlangs indringend gesproken met de KNMT. „We hopen dat de KNMT zich toch aansluit bij KiMo”, zegt ZIN-woordvoerder Kees Groothuis. „Wij gaan met de ontwikkeling van kwaliteitsnormen voor de tandheelkunde in elk geval werken met de wetenschappelijke verenigingen. Niet met de KNMT, dat is uiteindelijk een belangenorganisatie.”
Bij de ledenvergadering volgende week zullen enkele afdelingen een motie indienen om de KNMT zich alsnog te laten aansluiten bij de wetenschappers. Gebeurt dat niet, dan zal KiMo verstoken blijven van de financiële bijdrage van de tandartsenvereniging . Dat zou jammer zijn, vindt Burgersdijk: „Dan kunnen we jaarlijks minder richtlijnen ontwikkelen.”
En het duurt langer voor de patiënt weet waar hij aan toe is, zegt Kieft. „We lopen al twintig jaar achter bij de geneeskunde, en daar komen nu nog wat jaren bij.”
Het is cruciaal dat de patiënt weet welke behandeling het beste is.
Albert Feilzer decaan ACTA
Gepubliceerd in NRC next, door Karel Berkhout
5 oktober 2015 – UMC Utrecht ontrafelt oorzaak verstoorde gebitsontwikkeling
UTRECHT – De aandoening oligodontie – het ontbreken van 6 of meer tanden in aanleg – komt in Europa bij 14 op de 10.000 mensen voor. UMC Utrecht heeft het gen gevonden dat hiervoor verantwoordelijk is. De vondst van het zogenaamde LPR6-gen maakt het mogelijk om patiënten beter te diagnosticeren, voor te lichten en een behandeling op maat te ontwikkelen. De resultaten worden vandaag gepubliceerd in The American Journal of Human Genetics.
30 september 2015 – Goed slapen werkt beter
Lang was het voor succesvolle mensen stoer om te zeggen dat ze weinig slaap nodig hebben. Maar steeds vaker worden de voordelen van goed slapen ook benoemd. Want vermoeide mensen maken meer fouten. En worden sneller ziek.
Mannen, zo zou Napoleon ooit hebben gezegd, hebben zes uur slaap nodig. Vrouwen zeven. En gekken acht.
Over de Britse oud-premier Margaret Thatcher gaat het verhaal dat ze besprekingen tot diep in de nacht liet doorgaan, net zolang tot al haar gesprekspartners uitgeput de aftocht bliezen. De Iron Lady maakte vervolgens rustig haar voorstel af, zodat iedereen dat de volgende ochtend – ze was ook als eerste weer wakker – meteen kon ondertekenen.
Zakenman en presidentskandidaat Donald Trump zou nooit zo succesvol zijn geworden zonder regelmatig wat nachtrust in te leveren, zei hij in 2009 tegen een Amerikaanse tabloid: „Hoe kan iemand die 12 uur of 14 uur per nacht slaapt concurreren met iemand die genoeg heeft aan drie of vier uur slaap?”
Het is lang cool geweest om te zeggen dat je weinig slaap nodig hebt. Slapen zou tijdverspilling zijn, helemaal als je wel iets beters te doen hebt, zoals bijvoorbeeld een succesvol bedrijf leiden. Maar steeds vaker klinken er ook andere geluiden. Arianna Huffington, de medeoprichter van The Huffington Post , gaf vorig jaar een TED-talk getiteld ‘Slaap jezelf een weg naar de top’. Ze zet zich al langer af tegen de cultuur van time machos : de meedogenloze strijd om harder te werken, later te blijven, en meer nachten door te halen.
Dat niet iedereen evenveel slaap nodig heeft, is bekend. Maar tegenwoordig slapen we steeds minder, en dat is zorgelijk. Uit een nog ongepubliceerd onderzoek van Gerard Kerkhof over Nederlands slaapgedrag blijkt dat Nederlanders gemiddeld zeven uur per nacht slapen en dat eenderde de kritische ondergrens van zes uur per nacht niet haalt. „Een probleem van epidemische omvang”, zegt de emeritus hoogleraar van de UvA. „We zijn geobsedeerd door voeding en beweging. Waarom niet ook door slaap? Door slaaptekort wordt je hongergevoel groter en heb je minder fut om te bewegen. Het is een opstapje naar allerlei ellende.”
Ook de Britse onderzoeker Paul Kelley maakt zich zorgen. Elke dag vóór 10.00 uur beginnen met werken is volgens hem ronduit ongezond. Hij noemde het slaaptekort dat bij 9 tot 5-banen ontstaat vorige maand tijdens een lezing zelfs „een vorm van marteling”.
Hoe beïnvloedt te weinig slaap je werk? Wat bepaalt of we nachtbrakers zijn of juist vroege vogels? En hoe ga je om met werken in een cultuur waar weinig slaap de norm is? nrc.next ging op zoek naar antwoorden.
We vinden gezond eten en bewegen vaak belangrijk, maar slapen dus te weinig. Waarom?
Onder meer omdat slaap het vaak moet afleggen tegen werk. Uit een enquête van de Nederlandse vereniging voor Slaap- en Waak Onderzoek (NSWO) blijkt dat hoewel de meeste mensen zeggen hun werk beter te kunnen doen met een uur extra slaap, ruim de helft als het erop aankomt er toch voor kiest om ’s avonds langer door te werken in plaats van een uurtje eerder naar bed te gaan.
„Ik denk dat mensen zich gedwongen voelen te blijven reageren op mailtjes of whatsappjes, omdat ze er anders niet meer bij horen”, zegt somnoloog (slaapdeskundige), neuroloog en NSWO-voorzitter Hans Hamburger. „We leven in een 24-uursmaatschappij met meer stress en minder tijd om te slapen. En dat betekent dus ook minder tijd om een keer zonder problemen even wakker te liggen.”
Wat merken we van slaaptekort op ons werk?
Vermoeide mensen maken meer fouten. In 2013 maakte een slaperige Duitse bankmedewerker in plaats van 64 euro per ongeluk 222.222.222,22 euro over, omdat haar vinger even bleef hangen op het toetsenbord. Volgens Hamburger gaan mensen die vermoeid zijn emotioneler reageren en zijn ze sneller geïrriteerd. Slaaptekort beïnvloedt namelijk de prefrontale cortex, het gedeelte van onze hersenen dat ervoor zorgt dat we rationeel kunnen blijven denken.
Uit diverse onderzoeken is ook gebleken dat mensen met slaaptekort sneller geneigd zijn te gokken; ze schatten de kansen op positieve gevolgen groter in en nemen dus meer risico. Daarnaast gaat het vaker mis als iemand een ingewikkeld probleem moet oplossen, of onverwacht in een situatie belandt die flexibiliteit en creativiteit vereist. In zo’n geval lukt het minder goed om die situatie te beoordelen en een oplossing te vinden.
En dan is er nog het gezondheidsaspect. Slaaptekort verstoort niet alleen de biologische klok, maar allerlei processen in ons lichaam zoals de stofwisseling en de hormoonproductie. Een paar slechte nachten laten dus meteen sporen na. Ook burn-outs en slaapgebrek zijn direct aan elkaar gelieerd, blijkt uit onderzoek van onder meer het Stress Research Instituut in Stockholm. Hetzelfde geldt voor depressie.
Reden genoeg om morgen iets later te beginnen, zou je zeggen.
Volgens iemand als Paul Kelley wel. Zijn uitspraak dat onze huidige werktijden een vorm van marteling zijn wil hij graag nuanceren: het punt is, zegt hij aan de telefoon vanuit Engeland, dat werken of leren van 9 tot 5 prima is als je tien bent. Maar met name adolescenten en jongvolwassenen hebben andere biologische ritmes, zij zouden er baat bij hebben om later te beginnen.
Zijn standpunt wordt ondersteund door Amerikaans onderzoek dat uitwijst dat een groot deel van de mensen productiever wordt als ze om 10.00 uur beginnen, simpelweg omdat ze dan langer kunnen slapen. Wie om 6.00 uur ’s ochtends begint, slaapt gemiddeld namelijk zes uur, wie tussen 9.00 en 10.00 uur begint 7,5 uur.
Een optie zou zijn om over te stappen op flexibele werktijden, waarbij werknemers zelf bepalen hoe laat ze hun werkdag beginnen en eindigen. Paul Kelley is een groot voorstander van die oplossing: „Als we zouden erkennen dat mensen verschillende biologische ritmes hebben, zouden bedrijven de kans hebben om de gezondheid van hun werknemers én hun prestaties te verbeteren, zonder ingrijpende of kostbare aanpassingen.” Hans Hamburger is het met hem eens: „En dan zou ook meteen het fileprobleem opgelost zijn.”
Kun je eigenlijk een typisch ochtend- of avondmens zijn?
Genetisch gezien zijn er meer avond- dan ochtendmensen. Slechts 3 tot 5 procent van de bevolking in westerse landen is een typisch ochtendmens, en ongeveer 10 procent een avondmens. De rest gaat gewoon rond 23.00 uur naar bed en is uitgerust na gemiddeld zeven uur slaap. Wat tegenwoordig veel gebeurt, zegt Hans Hamburger, is dat we van onszelf een avondmens máken, omdat we onze biologische klok in de war brengen met het heldere groen-blauwe licht van televisies, smartphones en computerschermen. Hamburger: „Via lichtsensoren in ons netvlies wordt de biologische klok in waakstand gehouden en wordt de productie van het klokhormoon melatonine uitgesteld.” Wie bijvoorbeeld om één uur gaat slapen, zou eigenlijk pas rond half negen moeten opstaan. Elk uur dat je eerder opstaat om naar je werk te gaan, voelt dus zwaar.
Maar wat als lange dagen maken nu eenmaal bij de bedrijfscultuur hoort?
Tja, in de Londense City of op de Zuidas zien ze je aankomen met je flexibele werktijden. Met name in de financiële sector zijn lange werkdagen de norm. Niet voor niets is het de plek waar een fenomeen als de ‘magic roundabout’ bestaat: je wordt thuis door de taxi afgezet, die met draaiende motor wacht tot je hebt gedoucht en weer opgefrist bent voor een nieuwe werkdag.
Die cultuur is moeilijk te veranderen, want de topman die in interviews opschept over hoe weinig hij slaapt, is uiteindelijk degene die de bedrijfscultuur bepaalt. Toch werd deze zomer bekend dat sommige banken voorzichtig breken met de trend om ambitieuze stagiaires zo lang mogelijk te laten werken. De nieuwe lichting van zakenbank Goldman Sachs kreeg bij de aanvang van hun stage bijvoorbeeld te horen dat ze niet voor 7.00 uur ’s ochtends op kantoor mogen verschijnen. Voor middernacht moeten ze weer vertrokken zijn.
Is meer uren slapen echt geen optie? Dan zit er eigenlijk maar één ding op: de tijd die je hebt om te slapen zo goed mogelijk te benutten. Hans Hamburger: „Zorg dat het donker is als je gaat slapen, en zet je telefoon uit zodat je niet wordt gestoord door geluidjes of getril.” Wat ook helpt, zegt Hamburger, is om de afkoeling van je lichaam een klein beetje te bevorderen. „Ga niet vlak voor het slapengaan sporten. Neem bijvoorbeeld een warme douche of een warm bad, dan gaan de bloedvaten van je huid open en koel je sneller af. Een warme kruik mee naar bed kan ook helpen.”
Valt er niets meer te redden, dan kun je altijd nog een powernap doen. Chronisch slaaptekort compenseer je er niet mee, maar een dutje van zo’n twintig minuten kan al zorgen voor minder stress en meer productiviteit. Winston Churchill, die net als Margaret Thatcher het Verenigd Koninkrijk bestuurde op zo’n vier uur slaap per nacht, was er een groot fan van. Het idee dat je minder voor elkaar krijgt als je overdag slaapt, berustte volgens hem op een misverstand. „Je krijgt twee dagen in één”, aldus de productieve staatsman. „Of ten minste anderhalf.”
We zijn geobsedeerd door voeding en beweging. Waarom niet ook door slaap?
Wakker liggen van het werk
Volgens de meest recente cijfers van het CBS lijdt 8,5 procent van de Nederlanders aan chronische slapeloosheid , dat wil zeggen dat ze minimaal drie dagen per week moeite hebben in slaap te vallen, doorslaapproblemen hebben, te vroeg of te laat wakker worden én hier gedurende de dag ook last van hebben. Hoogopgeleiden hebben overigens minder last van slapeloosheid dan laagopgeleiden. Wie goed verdient, ligt ook minder vaak wakker.
Werk en slaap beïnvloeden elkaar . Bijna eenderde van de Nederlanders met een betaalde baan ligt regelmatig wakker van het werk, zo blijkt uit een enquête van de Nederlandse vereniging voor Slaap- en Waak Onderzoek (NSWO) uit 2012. Een op de vijf vindt zichzelf door slaapgebrek niet altijd even scherp en doezelt op kantoor af en toe weg.
Anne-Martijn van der Kaaden
Dit artikel is verschenen in de nrc.next van woensdag 30 september op pagina 4 & 5
7 september 2015 – Vol Zirkonium kroon: wel of niet toepassen
Volledig van Zirkonium vervaardigde kronen (monolithic zirconia) zijn relatief nieuw. Deze voor de patiënt goedkope oplossing wint aan populariteit. Door het ontbreken van valide onderzoeksgegevens en gebruikerservaringen raadt reconstructief tandarts Aad Zonnenberg toepassing van volledig zirkonium kronen vooralsnog echter af ( uit Nederlands Tandartsenblad – 28 augustus 2015).
17 maart 2015 – Auto of kunstgebit: alles op maat gemaakt en binnen een dag klaar
Lokaal en flexibel produceren komt op stoom. Niet om banen terug te halen, maar om dicht bij de klant te zitten. 3D-printers gaan dit proces versnellen.
Een voorbeeld van produceren ‘nieuwe stijl’? Ga niet naar Azië, maar naar Born, in Limburg. Hier laat BMW zijn Mini’s maken bij VDL Nedcar, in een van de ‘slimste’ fabrieken van Europa. Dankzij vergaande automatisering kan hier straks van het ene op het andere moment een andere auto van de band rollen. Zo moet BMW erin slagen snel te reageren op de wensen van elke individuele klant. Een dag na diens bestelling moet de klant zijn Mini al kunnen ophalen, exact in de versie en kleur zoals die hem hebben wil. (uit Het Financieele Dagblad)
26 februari 2015 – Vermijd kronen met palladiumlegering
Toen hij patiënten zag met de klinische kenmerken van een (contact)metaalallergie door hun palladiumkronen, maar een negatief resultaat op de allergietest, raakte tandarts Joris Muris geïntrigeerd. Hij nam de allergietest onder de loep en ontdekte onder meer dat het gebruikte palladiumdichloride niet de goede testsubstantie was. Dental Tribune sprak Muris – die tevens voorzitter is van de Vereniging Medisch Tandheelkundige Interactie – net na de verdediging van zijn proefschrift over palladiumallergie in de tandheelkunde.
Tijdens zijn studie tandheelkunde in Leuven was Muris al geïnteresseerd in de immunologie en het gebruik van metalen in de tandheelkunde. “Beide onderwerpen zijn ingewikkelde materie, dat vond ik boeiend,” zegt Muris. Vanuit die interesse is hij uiteindelijk het onderzoek naar palladium ingerold. Door de ervaringen met (contact)metaalallergie en negatieve resultaten van allergietesten op de allergiepoli van ACTA vroegen Muris, prof. dr. Albert Feilzer en dr. Cees Kleverlaan zich af of de test wel deugde. Een promotieonderzoek was geboren.
13 februari 2015 – SomnoMed Goedegebuure organiseert 25 juni a.s., samen met Rijnstate ziekenhuis, het eerste OSAS up to date congres
1 oktober 2014 – Goedegebuure start met ondersteuning Oxfam Novib
“Goedegebuure tandtechniek steunt ondernemende mensen in ontwikkelingslanden ”
Naast het realiseren van onze doelstellingen vinden wij het ontzettend belangrijk om als bedrijf maatschappelijk betrokken te zijn en ons in te zetten voor een betere wereld. Daarom kiezen wij ervoor om als bedrijvenambassadeur het werk van Oxfam Novib te steunen.
25 september 2014 – Dr. James J.R. Huddleston Slater in de cursus “Splint therapie in de algemene praktijk”
24 september 2014 – Hockey: mondbeschermers verplicht
De KNHB verplicht met ingang van het seizoen 2015-2016 het dragen van een mondbeschermer tijdens georganiseerde wedstrijden. Deze maatregel geldt voor alle categorieën spelers. Wat vind jij ervan?
18 september 2014 – De cursus “de volledige gebitsprothese” van donderdag 18 september was weer erg geslaagd!
Deze cursus heeft een theoretisch deel (het college) en een praktisch deel (het practicum) waar de behandeling door de docent wordt gedaan bij de patiënt en u ook zelf praktisch aan het werk gaat. Ken uw patiënt is de basis van deze cursus. Alginaatafdrukken maken, model belijning, definitieve afdruk, relatie bepalen, pas was, plaatsen, nazorg. De cursist maakt zelf alginaatafdrukken, belijnt modellen en registreert de beet.
12 september 2014 – Tandheelkunde up to date
Tandheelkunde up to date in Maastricht. Deze cursus organiseren we ieder jaar in het aan de Maas gelegen Crowne Plaza hotel Maastricht en garandeert u niet alleen geaccrediteerde KRT punten maar ook Maastrichtse gezelligheid rondom deze kleinschalige cursus.
4 september 2014 – start college door collega’s: de behandeling van de slijtagepatiënt (22e)
De 22ste slijtagecursus is van start gegaan. Nittert Postema heeft laten zien hoe je met visie een slijtage patiënt kan behandelen.
Tom Behaeghel van de firma vita heeft een leuke voordracht gegeven over hybride keramiek, Vita Enamic.
En de cursisten hebben hun slijtage patiënten gepresenteerd die ze willen behandelen. Er zitten weer mooie casussen bij. We kunnen met het opwassen van de modellen gaan beginnen
2 juli 2014 – Praktijkdagen college door collega’s: de behandeling van de slijtagepatiënt (21e)
16 juni 2014 – Kies voor tandtechniek in de buurt
6 juni 2014 – Voorbereidend werk voor een slijtage cursus
4 juni 2014 – Vrijdagmiddagcollege voor tandtechnici
In het najaar 2014 en het voorjaar 2015 organiseert Goedegebuure tandtechniek een reeks colleges voor eigen personeelsleden o.l.v. Prof. Rien van Waas
3 juni 2014 – Een goede opstelling vergt de juiste coaching!
Het digitale werken heeft ook in de edento-prothetiek haar intrede gedaan zoals u overal kunt lezen. In één zitting kan bij een patiënt een VP worden aangemeten. Daarbij wordt voorbij gegaan aan de psychosociale factoren waar prothesedragers vaak mee kampen.
Onderzoek heeft aangetoond dat de acceptatie van de VP door de patiënt staat of valt met de band die de behandelaar tijdens de behandelingen met de patiënt opbouwt. Door de …aandacht die de patiënt krijgt ontstaat vertrouwen en groeit daarmee acceptatie.
Goedegebuure tandtechniek ziet zeker mogelijkheden voor de intrede van digitaal werken op VP gebied zoals het CADCAM vervaardigen van individuele afdruklepels, basisplaten en registratie apparatuur en wellicht ook de gefreesde prothesebasis. Maar met respect voor de wijze van aanmeten en daarmee het vergroten van de acceptatie van de prothese drager, de eindgebruiker.